De avonturen van Alice

Alice's Abenteuer im Wunderland

   X

   Zehntes Kapitel.

   De zeekrab-quadrille

   Das Hummerballet.

   De Soepschildpad zuchtte diep en droogde zijn ogen met de rug van een van zijn vinnen. Hij keek naar Alice en probeerde iets te zeggen, maar de snikken verstikten zijn stem. ‘Het lijkt wel of hij een graat in zijn keel heeft,’ zei de Griffioen en hij begon hem te schudden en op zijn rug te kloppen. Tenslotte kwam de stem van de Soepschildpad terug en terwijl de tranen langs zijn wangen biggelden, ging hij verder:

   Die falsche Schildkröte seufzte tief auf und wischte sich mit dem Rücken ihrer Pfote die Augen. Sie sah Alice an und versuchte zu sprechen, aber ein bis zwei Minuten lang erstickte lautes Schluchzen ihre Stimme. „Sieht aus, als ob sie einen Knochen in der Kehle hätt’,“ sagte der Greif und machte sich daran, sie zu schütteln und auf den Rücken zu klopfen. Endlich erhielt die falsche Schildkröte den Gebrauch ihrer Stimme wieder, und während Thränen ihre Wangen herabflossen, erzählte sie weiter.

   ‘Je hebt misschien niet lang onder in de zee gewoond!’ (‘Daar heb ik nog nooit gewoond,’ zei Alice) - ‘en misschien ben je zelfs nog nooit op bezoek geweest bij een zeekrab -’ (Alice begon te zeggen: ‘Ik proefde eens -’, maar zij slikte het haastig weer in en zei: ‘Nee nooit’) - ‘dus heb je ook geen idee hoe heerlijk een zeekrab-quadrille is.’

   „Vielleicht hast du nicht viel unter dem Wasser gelebt –“ („Nein,“ sagte Alice) – „und vielleicht hast du nie die Bekanntschaft eines Hummers gemacht –“ (Alice wollte eben sagen: „ich kostete einmal,“ aber sie hielt schnell ein und sagte: „Nein, niemals“) – „du kannst dir also nicht vorstellen, wie reizend ein Hummerballet ist.“

   ‘Nee,’ zei Alice, ‘wat is dat voor een dans?’

   „Nein, in der That nicht,“ sagte Alice, „was für eine Art Tanz ist es?“

   ‘Kijk,’ zei de Griffioen, ‘je gaat eerst in een rij op het strand staan -’

   „Nun,“ sagte der Greif, „erst stellt man sich in einer Reihe am Strand auf –“

   ‘In twee rijen!’ schreeuwde de Soepschildpad, ‘zeehonden, schildpadden enzovoort en als je dan de kwallen hebt opgeruimd -’

   „In zwei Reihen!“ rief die falsche Schildkröte. „Seehunde, Schildkröten, Lachse, und so weiter; dann, wenn alle Seesterne aus dem Wege geräumt sind –“

   ‘Dat kost meestal veel tijd,’ onderbrak de Griffioen.

   „Was gewöhnlich einige Zeit dauert,“ unterbrach der Greif.

   ‘Dan ga je twee aan twee naar voren -’

   „– geht man zwei Mal vorwärts –“

   ‘Ieder met een zeekrab als dame,’ schreeuwde de Griffioen.

   „Jeder einen Hummer zum Tanze führend!“ rief der Greif.

   ‘Natuurlijk,’ zei de Soepschildpad, ‘en met zijn tweeën naar voren -’

   „Natürlich,“ sagte die falsche Schildkröte: „zwei Mal vorwärts, wieder paarweis gestellt –“

   ‘Changez de crabes en terug in dezelfde volgorde,’ vervolgde de Soepschildpad.

   „– wechselt die Hummer, und geht in derselben Ordnung zurück,“ fuhr der Greif fort.

   ‘- en dan, weet je,’ ging de Soepschildpad verder, ‘dan gooi je -’

   „Dann, mußt du wissen,“ fiel die falsche Schildkröte ein, „wirft man die –“

   ‘- de zeekrabben!’ riep de Griffioen en sprong in de lucht.

   „Die Hummer!“ schrie der Greif mit einem Luftsprunge.

   ‘- zover als je kunt in zee -’.

   „– so weit in’s Meer, als man kann –“

   ‘- je zwemt ze achterna!’ gilde de Griffioen.

   „Schwimmt ihnen nach!“ kreischte der Greif.

   ‘ -maakt een buiteling in de zee!’ schreeuwde de Soepschildpad en maakte wilde capriolen.

   „Schlägt einen Purzelbaum im Wasser!“ rief die falsche Schildkröte, indem sie unbändig umhersprang.

   ‘- en weer: Changez de crabes!’ krijste de Griffioen.

   „Wechselt die Hummer wieder!“ heulte der Greif mit erhobener Stimme.

   ‘- en je gaat weer aan land en dat is de eerste figuur,’ zei de Soepschildpad. Zijnstem brak plotseling af en de twee beesten die als gekken in het rond hadden gedanst gingen heel treurig en stil weer zitten en keken Alice aan.

   „Zurück an’s Land, und – das ist die ganze erste Figur,“ sagte die falsche Schildkröte, indem ihre Stimme plötzlich sank; und beide Thiere, die bis dahin wie toll umhergesprungen waren, setzten sich sehr betrübt und still nieder und sahen Alice an.

   ‘Dat moet een heel leuke danszijn,’zei Alice schuchter.

   „Es muß ein sehr hübscher Tanz sein,“ sagte Alice ängstlich.

   ‘Wil je eens zien hoe het gaat?’ zei de Soepschildpad.

   „Möchtest du eine kleine Probe sehen?“ fragte die falsche Schildkröte.

   ‘Heel graag,’ zei Alice.

   „Sehr gern,“ sagte Alice.

   ‘Laten we de eerste figuur eens proberen!’ zei de Soepschildpad, ‘het gaat best zonder zeekrabben, weet je. Wie zingt erbij?’

   „Komm, laß uns die erste Figur versuchen!“ sagte die falsche Schildkröte zum Greifen. „Wir können es ohne Hummer, glaube ich. Wer soll singen?“

   ‘Jij,’ zei de Griffioen, ‘ik heb de woorden vergeten.’

   „Oh, singe du!“ sagte der Greif. „Ich habe die Worte vergessen.“

   Toen begonnen ze plechtig om Alice heen te dansen. Zo nu en dan trapten ze haar op de tenen als ze te dicht bij haar kwamen en zij wuifden met hun voorpoten om de maat aan te geven, terwijl de Soepschildpad heel langzaam en treurig zong:

   So fingen sie denn an, feierlich im Kreise um Alice zu tanzen; zuweilen traten sie ihr auf die Füße, wenn sie ihr zu nahe kamen; die falsche Schildkröte sang dazu, sehr langsam und traurig, Folgendes: –

‘Loopt u toch een beetje vlugger,’
    zei een witvis tot een slak,
 ‘Er zit een bruinvis op mijn hielen
    en die trapt me op mijn hak.

Zu der Schnecke sprach ein Weißfisch:
   „Kannst du denn nicht schneller gehn?
 Siehst du denn nicht die Schildkröten
   und die Hummer alle stehn?

Kijk de zeekrab en de schildpad
   zwemmen samen naar de kant,
 En de anderen staan te wachten
   om te dansen op het strand.

Hinter uns da kommt ein Meerschwein,
   und es tritt mir auf den Schwanz;
 Und sie warten an dem Strande,
   daß wir kommen zu dem Tanz.

Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
 Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
 We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant,
 En we dansen hand in hand.’

Willst du denn nicht, willst du denn nicht,
   willst du kommen zu dem Tanz?
 Willst du denn nicht, willst du denn nicht,
   willst du kommen zu dem Tanz?“

‘O het zal zo prettig wezen,
   u hebt werklijk geen idee,
 Want zij gooien u tenslotte
   als een zeekrab in de zee,’
 Maar de slak was 't te lang zwemmen
   en zij keek eens naar de kant,
 En zij dankt de witvis vriendlijk,
   maar zij danst niet op het strand.

„Nein, du kannst es nicht ermessen,
   wie so herrlich es wird sein,
 Nehmen sie uns mit den Hummern,
   werfen uns in’s Meer hinein!“
 Doch die Schnecke thät nicht trauen.
   „Das gefällt mir doch nicht ganz!
 Viel zu weit, zu weit! ich danke –
   gehe nicht mit euch zum Tanz!

Zij danst niet in de zee, zij danst niet met hem mee,
 Zij danst niet in de zee, zij danst niet hand in hand,
 Zij danst niet eerst naar voren, niet naar de andre kant,
 Zij danst niet hand in hand.

Nein, ich kann, ich mag, ich will nicht,
   kann nicht kommen zu dem Tanz!
 Nein, ich kann, ich mag, ich will nicht,
   mag nicht kommen zu dem Tanz!“

‘ Wat geeft het nu hoe ver het is,’
   zei de verliefde vis,
 ‘'k Weet zeker dat het andre strand
   nog heel wat verder is.
 Het Engelse is 't verste af
   en 't Franse aan deze kant,
 Neem uw gemak mijn lieve slak,
   maar dans met mij op 't strand.

Und der Weißfisch sprach dagegen:
   „’s kommt ja nicht drauf an, wie weit!
 Ist doch wohl ein andres Ufer,
   drüben auf der andern Seit’!
 Und noch viele schöne Küsten
   giebt es außer Engelland’s;
 Nur nicht blöde, liebe Schnecke,
   komm’ geschwind mit mir zum Tanz!

Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
 Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
 We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant
 We dansen hand in hand.

Willst du denn nicht, willst du denn nicht,
   willst du kommen zu dem Tanz?
 Willst du denn nicht, willst du denn nicht,
   willst nicht kommen zu dem Tanz?“

   ‘Dank u, 't is een heel interessante dans,’ zei Alice, die heel blij was dat het eindelijk uit was ‘en dat liedje over die witvis vind ik erg leuk!’

   „Danke sehr, es ist sehr, sehr interessant, diesem Tanze zuzusehen,“ sagte Alice, obgleich sie sich freute, daß er endlich vorüber war; „und das komische Lied von dem Weißfisch gefällt mir so!“

   ‘O ja die witvis,’ zei de Soepschildpad, ‘je kent hem natuurlijk -’

   „Oh, was die Weißfische anbelangt,“ sagte die falsche Schildkröte, „die – du hast sie doch gesehen?“

   ‘Ja,’ zei Alice, ‘bij het eet-’ - ze slikte de woorden haastig in.

   „Ja,“ sagte Alice, „ich habe sie oft gesehen, bei’m Mitt –“ sie hielt schnell inne.

   ‘Nu,’ zei de Soepschildpad, ‘dan weet je ook hoe witvissen er uit zien.’

   „Ich weiß nicht, wer Mitt sein mag,“ sagte die falsche Schildkröte, „aber da du sie so oft gesehen hast, so weißt du natürlich, wie sie aussehen?“

   ‘Zeker,’ zei Alice peinzend, ‘ze hebben hun staart in hun mond en ze zijn helemaal bedekt met paneermeel.’

   „Ja, ich glaube,“ sagte Alice nachdenklich, „sie haben den Schwanz im Maule, – und sind ganz mit geriebener Semmel bestreut.“

   ‘Dat is niet waar,’ zei de Soepschildpad, ‘dat paneermeel zou afspoelen in zee. Maar ze hebben inderdaad hun staart in hun mond en de reden daarvan is -’ Hier geeuwde de Soepschildpad en sloot zijn ogen. ‘Vertel jij het haar,’ zei hij tot de Griffioen.

   „Die geriebene Semmel ist ein Irrthum,“ sagte die falsche Schildkröte; „sie würde in der See bald abgespült werden. Aber den Schwanz haben sie im Maule, und der Grund ist“ – hier gähnte die falsche Schildkröte und machte die Augen zu. – „Sage ihr Alles das von dem Grunde,“ sprach sie zum Greifen.

   ‘Ze wilden met de zeekrabben dansen. Ze werden in zee gegooid. Ze moesten een heel stuk vallen. Hun staarten kwamen in hun mond. Ze konden die er niet meer uit krijgen. Dat is alles.’

   „Der Grund ist,“ sagte der Greif, „daß sie durchaus im Hummerballet mittanzen wollten. So wurden sie denn in die See hinein geworfen. So mußten sie denn sehr weit fallen. So kamen ihnen denn die Schwänze in die Mäuler. So konnten sie sie denn nicht wieder heraus bekommen. So ist es.“

   ‘Dank u,’ zei Alice, ‘dat is heel interessant, ‘ik heb nog nooit zoveel over witvissen geweten.’

   „Danke dir,“ sagte Alice, „es ist sehr interessant. Ich habe nie so viel vom Weißfisch zu hören bekommen.“

   ‘Ik kan je nog veel meer vertellen als je wilt,’ zei de Griffioen, ‘weet je waarom zij “witvis” heten?’

   „Ich kann dir noch mehr über ihn sagen, wenn du willst,“ sagte der Greif, „weißt du, warum er Weißfisch heißt?“

   ‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ zei Alice.

   „Ich habe darüber noch nicht nachgedacht,“ sagte Alice. „Warum?“

   ‘Zij poetsen de laarzen en schoenen,’ antwoordde de Griffioen heel plechtig.

   Alice begreep dit niet. ‘Zij poetsen de laarzen en schoenen?’ herhaalde zij verwonderd.

   ‘Als jij smerige schoenen hebt?’ zei de Griffioen, ‘hoe krijg je ze dan weer glanzend?’

   Alice keek naar haar schoenen en dacht even na voor zij antwoordde: ‘Wel met schoensmeer denk ik.’

   ‘Precies,’ zei de Griffioen met een diepe stem, ‘smeerschoenen poets je met schoensmeer, maar hier onder de zee zijn ze wit en de witvis is de vis die de schoenen wit. Snap je? - Maar vertel nu eens van jouw avonturen!’

   „Darum eben,“ sagte der Greif mit tiefer, feierlicher Stimme, „weil man so wenig von ihm weiß. Nun aber mußt du uns auch etwas von deinen Abenteuern erzählen.“

   ‘Ik wil u die wel vertellen,’ zei Alice een beetje verlegen, ‘van vanmorgen af - die van gisteren hebben er niets mee te maken, toen was ik iemand anders.’

   „Ich könnte euch meine Erlebnisse von heute früh an erzählen,“ sagte Alice verschämt, „aber bis gestern zurück zu gehen, wäre ganz unnütz, weil ich da jemand Anderes war.“

   ‘Verklaar dat eens nader,’ zei de Soepschildpad.

   „Erkläre das deutlich,“ sagte die falsche Schildkröte.

   ‘Nee, nee, eerst de avonturen,’ zei de Griffioen ongeduldig, ‘verklaringen duren zo verschrikkelijk lang.’

   „Nein, die Erlebnisse erst,“ sagte der Greif in ungeduldigem Tone, „Erklärungen nehmen so schrecklich viel Zeit fort.“

   Dus begon Alice haar avonturen te vertellen van de eerste keer af dat zij het Witte Konijn had gezien. In het begin was ze wel een beetje zenuwachtig, want de twee dieren zaten erg dicht bij haar, ieder aan een kant, en deden hun ogen en mond zo verschrikkelijk wijd open, maar onder het vertellen kwam ze meer op haar gemak. Haar toehoorders waren heel stil tot zij aan het ogenblik kwam dat zij Oud zijt gij Paai Witbol op moest zeggen en alle woorden veranderd waren. Toen zuchtte de Soepschildpad heel diep en zei: ‘Dat is heel merkwaardig.’

   Alice fing also an, ihnen ihre Abenteuer von da an zu erzählen, wo sie das weiße Kaninchen zuerst gesehen hatte. Im Anfange war sie etwas ängstlich, die beiden Thiere kamen ihr so nah, eins auf jeder Seite, und sperrten Augen und Mund so weit auf; aber nach und nach wurde sie dreister. Ihre Zuhörer waren ganz ruhig, bis sie an die Stelle kam, wo sie der Raupe ‚Ihr seid alt, Vater Martin‘ hergesagt hatte, und wo lauter andere Worte gekommen waren, da holte die falsche Schildkröte tief Athem und sagte: „das ist sehr merkwürdig.“

   ‘Dat is zo merkwaardig als iets maar zijn kan,’ zei de Griffioen.

   „Es ist Alles so merkwürdig, wie nur möglich,“ sagte der Greif.

   ‘De woorden waren allemaal veranderd!’ herhaalde de Soepschildpad peinzend, ‘ik zou haar wel eens iets op horen willen zeggen. Zeg haar dat ze dat doet.’ Hij keek naar de Griffioen alsof die enig gezag had over Alice.

   „Es kam ganz verschieden!“ wiederholte die falsche Schildkröte gedankenvoll. „Ich möchte sie wohl etwas hersagen hören. Sage ihr, daß sie anfangen soll.“ Sie sah den Greifen an, als ob sie dächte, daß er einigen Einfluß auf Alice habe.

   ‘Sta op en zeg 't Is de stem van de luilak op’ zei de Griffioen.

   „Steh’ auf und sage her: ‚Preisend mit viel schönen Reden‘,“ sagte der Greif.

   ‘Die beesten doen niets dan commanderen en lessen op laten zeggen,’ dacht Alice, ‘ik kan net zo goed naar school gaan.’ Maar zij stond toch op en begon het versje op te zeggen. Alleen was haar hoofd zo vol van de Zeekrab dat zij amper wist wat ze zei en de woorden klonken dan ook weer heel vreemd.

   „Wie die Geschöpfe alle Einen kommandiren und Gedichte aufsagen lassen!“ dachte Alice, „dafür könnte ich auch lieber gleich in der Schule sein.“ Sie stand jedoch auf und fing an, das Gedicht herzusagen; aber ihr Kopf war so voll von dem Hummerballet, daß sie kaum wußte, was sie sagte, und die Worte kamen sehr sonderbar: –

't Is de stem van de zeekrab. Hij zei ‘'k ben te gaar,
 Als jij me te bruin bakt, suiker in mijn haar.’
 Zoals een eend met zijn ooglid, trekt hij met zijn snuit
 Zijn knopen en zijn riem recht, zijn voortenen uit.
 Als het eb is en droog, is hij blij als een gaai
 En spreekt op minachtende toon van de haai,
 Maar als de vloed stijgt en de haaien zijn heen
 Sterft zijn stem in een bevend en klaaglijk geween.

„Preisend mit viel schönen Kniffen seiner Scheeren Werth und Zahl,
 Stand der Hummer vor dem Spiegel in der schönen rothen Schal’!
 „Herrlich,“ sprach der Fürst der Krebse, „steht mir dieser lange Bart!“
 Rückt die Füße mit der Nase auswärts, als er dieses sagt.“

   ‘Dat is heel wat anders dan ik als kind leerde,’ zei de Griffioen.

   „Das ist anders, als ich’s als Kind gesagt habe,“ sagte der Greif.

   ‘Ik heb het nog nooit gehoord,’ zei de Soepschildpad, ‘maar het lijkt me volkomen onzin.’

   „Ich habe es zwar noch niemals gehört,“ sagte die falsche Schildkröte; „aber es klingt wie blühender Unsinn.“

   Alice zei niets, ze zat op de grond met haar gezicht in haar handen en vroeg zich af of de dingen wel ooit weer gewoon zouden worden.

   Alice erwiederte nichts; sie setzte sich, bedeckte das Gesicht mit beiden Händen und überlegte, ob wohl je wieder irgend etwas natürlich sein würde.

   ‘Ik zou er wel eens een verklaring van willen horen,’ zei de Soepschildpad.

   „Ich möchte es gern erklärt haben,“ sagte die falsche Schildkröte.

   ‘Zij kan het niet verklaren,’ zei de Griffioen haastig, ‘ga verder met het volgende couplet.’

   „Sie kann’s nicht erklären,“ warf der Greif schnell ein. „Sage den nächsten Vers.“

   ‘Maar die tenen?’ hield de Soepschildpad aan, ‘hoe kon hij die uittrekken met zijn snuit?’

   „Aber das von den Füßen?“ fragte die falsche Schildkröte wieder. „Wie kann er sie mit der Nase auswärts rücken?“

   ‘'t Is de eerste pas bij het dansen,’ zei Alice, maar zij was helemaal in de war door dit alles en wou graag van het onderwerp afstappen.

   „Es ist die erste Position bei’m Tanzen,“ sagte Alice aber sie war über Alles dies entsetzlich verwirrt und hätte am liebsten aufgehört.

   ‘Ga verder met het volgende couplet,’ zei de Griffioen weer, ‘het begint met de woorden Ik kwam langs zijn tuin. -’

   „Sage den nächsten Vers!“ wiederholte der Greif ungeduldig, „er fängt an: ‚Seht mein Land!‘“

   Alice dorst niet ongehoorzaam te zijn, hoewel zij wist dat het weer helemaal verkeerd zoulopen en zij ging met een bevende stem verder:

   Alice wagte nicht, es abzuschlagen, obgleich sie überzeugt war, es würde Alles falsch kommen, sie fuhr also mit zitternder Stimme fort: –

Ik kwam langs zijn tuin en ik zag met één oog
 Hoe de panter de uil om een jachtbuit bedroog,
 De panter at vlees en pasteitjes en jus,
 En de uil was lakei en kreeg niets van 't menu.
 Maar hij vond het dan goed als een eerlijk besluit
 Dat zijn dienaar de lepel naar huis nam als buit.
 Zelf greep hij het mes en de vork met een snauw
 En besloot het banket -

„Seht mein Land und grüne Fluten,“
   sprach ein fetter Lachs vom Rhein;
 „Goldne Schuppen meine Rüstung,
   und mit Austern trink’ ich Wein.“

   ‘Wat heeft het voor zin om al die onzin op te zeggen,’ onderbrak de Soepschildpad, ‘als je het toch niet kunt verklaren? Het is verreweg de grootste dwaasheid, die ik ooit gehoord heb!’

   „Wozu sollen wir das dumme Zeug mit anhören,“ unterbrach sie die falsche Schildkröte, „wenn sie es nicht auch erklären kann? Es ist das verworrenste Zeug, das ich je gehört habe!“

   ‘Ik vind ook dat je beter op kunt houden,’ zei de Griffioen en Alice was daar heel blij om.

   „Ja, ich glaube auch, es ist besser du hörst auf,“ sagte der Greif, und Alice gehorchte nur zu gern.

   ‘Zullen we een andere figuur van de Zeekrabquadrille dansen?’ ging de Griffioen verder, ‘of wil je dat de Soepschildpad een lied voor je zingt?’

   „Sollen wir noch eine Figur von dem Hummerballet versuchen?“ fuhr der Greif fort. „Oder möchtest du lieber, daß die falsche Schildkröte dir ein Lied vorsingt?“

   ‘O een liedje alstublieft, als de Soepschildpad zo vriendelijk wil zijn,’ antwoordde Alice zo snel dat de Griffioen nogal beledigd zei: ‘Hm, over smaak valt niet te twisten. Zing Schildpadsoep voor haar, wil je?’

   „Oh, ein Lied! bitte, wenn die falsche Schildkröte so gut sein will,“ antwortete Alice mit solchem Eifer, daß der Greif etwas beleidigt sagte: „Hm! der Geschmack ist verschieden! Singe ihr vor ‚Schildkrötensuppe‘, hörst du, alte Tante?“

   De Soepschildpad zuchtte diep en begon met een stem die zo nu en dan verstikt werd in tranen dit lied te zingen:

   Die falsche Schildkröte seufzte tief auf und fing an, mit halb von Schluchzen erstickter Stimme, so zu singen: –

Heerlijke soep, graag mag ik u zien,
 Opgediend in de soepterrien!
 Wie komt niet als ik daarvoor roep?
 Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
 Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heerlijke Soep!

„Schöne Suppe, so schwer und so grün,
 Dampfend in der heißen Terrin’!
 Wem nach einem so schönen Gericht
 Wässerte denn der Mund wohl nicht?
 Kön’gin der Suppen, du schönste Supp’!
 Kön’gin der Suppen, du schönste Supp’!
      Wu–underschöne Su–uppe!
      Wu–underschöne Su–uppe!
      Kö–önigin der Su–uppen,
      Wunder-wunderschöne Supp’!

Heerlijke Soep! Wie geeft om vis,
 Vlees en wat er verder is?
 Wie geeft niet nog gaarne toe
 potten vol voedsel voor een bord Soep?
 Potten vol voedsel voor een bord Soep?
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
 Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heer LIJKE SOEP!

Schöne Suppe, wer fragt noch nach Fisch,
 Wildpret oder was sonst auf dem Tisch?
 Alles lassen wir stehen zu p
 Reisen allein die wunderschöne Supp’,
 Preisen allein die wunderschöne Supp’!
      Wu–underschöne Su–uppe!
      Wu–underschöne Su–uppe!
      Kö–önigin der Su–uppen,
      Wunder-wunderschöne Supp’!“

   ‘Nog eens het refrein!’ schreeuwde de Griffioen en de Soepschildpad was net opnieuw begonnen, toen zij in de verte hoorden roepen: ‘De rechtszitting begint.’

   „Den Chor noch einmal!“ rief der Greif, und die falsche Schildkröte hatte ihn eben wieder angefangen, als ein Ruf: „Das Verhör fängt an!“ in der Ferne erscholl.

   ‘Kom mee,’ riep de Griffioen, greep Alice bij de hand en holde weg zonder het eind van het lied af te wachten.

   „Komm schnell!“ rief der Greif, und Alice bei der Hand nehmend lief er fort, ohne auf das Ende des Gesanges zu warten.

   ‘Wat voor een rechtszitting?’ hijgde Alice terwijl zij meeholde. Maar de Griffioen antwoordde enkel: ‘Kom mee!’ en holde nog harder en het briesje dat hen volgde, droeg hun steeds vager de treurige woorden achterna:

   „Was für ein Verhör?“ keuchte Alice bei’m Rennen; aber der Greif antwortete nichts als: „Komm schnell!“ und rannte weiter, während schwächer und schwächer, vom Winde getragen, die Worte ihnen folgten: –

Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
 Heerlijke, heerlijke Soep!

„Kö–önigin der Su–uppen,
 Wunder-wunderschöne Supp’!“

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org
Audio from LibreVox.org