De avonturen van Alice

Alice's Adventures in Wonderland

   VI

   CHAPTER VI.

   Big en peper

   Pig and Pepper

   EEN poosje stond zij naar het huis te kijken en zich af te vragen wat ze nu zou beginnen, toen plotseling een lakei in livrei uit het bos kwam rennen (ze dacht dat hij wel een lakei zou zijn, omdat hij een livrei aan had; anders, wanneer ze hem alleen naar zijn gezicht beoordeeld had, had ze hem een vis genoemd) en met zijn knokkels hard op de deur ging kloppen. Deze werd open gedaan door een andere lakei in livrei met een rond gezicht en grote ogen, als van een kikvors; en deze twee lakeien hadden, zoals Alice opmerkte, gepoederd haar, dat hun hele hoofd met krullen bedekte. Ze was erg benieuw wat dit nu weer te betekenen had en kroop voorzichtig een eindje het bos uit om te luisteren.

   For a minute or two she stood looking at the house, and wondering what to do next, when suddenly a footman in livery came running out of the wood—(she considered him to be a footman because he was in livery: otherwise, judging by his face only, she would have called him a fish)—and rapped loudly at the door with his knuckles. It was opened by another footman in livery, with a round face, and large eyes like a frog; and both footmen, Alice noticed, had powdered hair that curled all over their heads. She felt very curious to know what it was all about, and crept a little way out of the wood to listen.

   De Vis-lakei had een brief onder zijn arm, die bijna even groot was als hij zelf en deze overhandigde hij aan den ander, terwijl hij plechtig zei: ‘Voor de Hertogin. Een uitnodiging van de Koningin om croquet te komen spelen.’ De Kikvors-lakei antwoordde even plechtig en met enkel een kleine verandering in de volgorde van de woorden ‘Van de Koningin. Een uitnodiging voor de Hertogin om croquet te komen spelen.’

   The Fish-Footman began by producing from under his arm a great letter, nearly as large as himself, and this he handed over to the other, saying, in a solemn tone, 'For the Duchess. An invitation from the Queen to play croquet.' The Frog-Footman repeated, in the same solemn tone, only changing the order of the words a little, 'From the Queen. An invitation for the Duchess to play croquet.'

   Toen bogen ze allebei heel diep, zodat hun krullen in elkaar verward raakten.

   Then they both bowed low, and their curls got entangled together.

   Alice moest hierom zo lachen, dat ze hard het bos inliep uit angst dat ze haar zouden horen; en toen zij weer dorst te kijken, zag ze dat de Vis-lakei weg was gegaan en de ander naast de deur op de grond zat en stompzinnig naar de hemel staarde.

   Alice laughed so much at this, that she had to run back into the wood for fear of their hearing her; and when she next peeped out the Fish-Footman was gone, and the other was sitting on the ground near the door, staring stupidly up into the sky.

   Alice liep verlegen naar de deur en klopte.

   Alice went timidly up to the door, and knocked.

   ‘Het is volkomen onzin om te kloppen,’ zei de Lakei, ‘en wel om twee redenen. Ten eerste omdat ik aan dezelfde kant van de deur ben als jij; ten tweede, omdat ze daarbinnen zo'n herrie maken, dat ze je onmogelijk kunnen horen.’ En werkelijk, er werd daar een verschrikkelijk lawaai gemaakt - een onophoudelijk gehuil en genies en zo nu en dan een geweldig gekletter alsof een schotel of een ketel in stukken viel.

   'There's no sort of use in knocking,' said the Footman, 'and that for two reasons. First, because I'm on the same side of the door as you are; secondly, because they're making such a noise inside, no one could possibly hear you.' And certainly there was a most extraordinary noise going on within—a constant howling and sneezing, and every now and then a great crash, as if a dish or kettle had been broken to pieces.

   ‘Pardon,’ zei Alice, ‘hoe moet ik dan naar binnen komen?’

   'Please, then,' said Alice, 'how am I to get in?'

   ‘Dat geklop van je,’ ging de Lakei voort zonder acht op haar woorden te slaan, ‘zou enige zin hebben, als de deur tussen ons in was. Bij voorbeeld, als jij binnen was, zou je kunnen kloppen en dan kon ik je uitlaten, begrijp je?’ Hij keek terwijl hij praatte, aldoor naar de hemel en Alice vond dat beslist onbehoorlijk. ‘Maar misschien kan hij er niets aan doen,’ zei ze bij zich zelf, ‘zijn ogen staan wel erg boven op zijn hoofd. Maar in ieder geval kon hij mij antwoorden.’ - ‘Hoe moet ik binnen komen?’ herhaalde zij nog eens.

   'There might be some sense in your knocking,' the Footman went on without attending to her, 'if we had the door between us. For instance, if you were INSIDE, you might knock, and I could let you out, you know.' He was looking up into the sky all the time he was speaking, and this Alice thought decidedly uncivil. 'But perhaps he can't help it,' she said to herself; 'his eyes are so VERY nearly at the top of his head. But at any rate he might answer questions.—How am I to get in?' she repeated, aloud.

   ‘Ik blijf hier zitten,’ merkte de Lakei op, ‘tot morgen -’

   'I shall sit here,' the Footman remarked, 'till tomorrow—'

   Op dit ogenblik ging de deur van het huis open en een groot bord scheerde naar buiten, precies op het hoofd van de Lakei af; het vloog rakelings langs zijn neus en brak in stukken tegen een van de bomen achter hem.

   At this moment the door of the house opened, and a large plate came skimming out, straight at the Footman's head: it just grazed his nose, and broke to pieces against one of the trees behind him.

   ‘- of overmorgen misschien,’ vervolgde de Lakei in dezelfde toon, precies alsof er niets was gebeurd.

   '—or next day, maybe,' the Footman continued in the same tone, exactly as if nothing had happened.

   ‘Hoe moet ik binnen komen?’ vroeg Alice weer, nu wat luider.

   'How am I to get in?' asked Alice again, in a louder tone.

   ‘Moet jij eigenlijk wel naar binnen?’ zei de Lakei, ‘dat is de vraag, zie je.’

   'ARE you to get in at all?' said the Footman. 'That's the first question, you know.'

   Dat was het zonder twijfel; alleen vond Alice het niet prettig om het zo te horen. ‘Het is werkelijk verschrikkelijk,’ mopperde zij bij zich zelf, ‘zo als al die beesten tegenspreken. Het is om iemand gek te maken!’

   It was, no doubt: only Alice did not like to be told so. 'It's really dreadful,' she muttered to herself, 'the way all the creatures argue. It's enough to drive one crazy!'

   De Lakei vond dit blijkbaar een goede gelegenheid om zijn opmerking met een kleine variatie te herhalen. ‘Ik zal hier blijven zitten,’ zei hij ‘dagen en dagen lang.’

   The Footman seemed to think this a good opportunity for repeating his remark, with variations. 'I shall sit here,' he said, 'on and off, for days and days.'

   ‘Maar wat moet ik doen!’ zei Alice.

   'But what am I to do?' said Alice.

   ‘Waar je zin in hebt,’ zei de Lakei en begon te fluiten.

   'Anything you like,' said the Footman, and began whistling.

   ‘Het heeft geen zin om met hem te praten,’ zei Alice wanhopig, ‘hij is volkomen gek.’ En zij deed de deur open en ging naar binnen.

   'Oh, there's no use in talking to him,' said Alice desperately: 'he's perfectly idiotic!' And she opened the door and went in.

   Zij kwam onmiddellijk in een grote keuken, die helemaal vol was met rook; de Hertogin zat in het midden op een kruk met drie poten een baby te verzorgen; de keukenmeid stond over het vuur gebogen en roerde in een grote ketel, die blijkbaar vol was met soep.

   The door led right into a large kitchen, which was full of smoke from one end to the other: the Duchess was sitting on a three-legged stool in the middle, nursing a baby; the cook was leaning over the fire, stirring a large cauldron which seemed to be full of soup.

   ‘Er zit vast te veel peper in die soep,’ zei Alice bij zich zelf, voorzover zij dat al niezende kon.

   'There's certainly too much pepper in that soup!' Alice said to herself, as well as she could for sneezing.

   Er was in elk geval te veel in de lucht; zelfs de Hertogin niesde zo nu en dan; de baby niesde en huilde afwisselend, zonder een ogenblik rust. De enigen in de keuken, die niet niesden, waren de keukenmeid en een grote kat, die bij de kachel zat met een grijns op zijn gezicht van het ene oor tot het andere.

   There was certainly too much of it in the air. Even the Duchess sneezed occasionally; and as for the baby, it was sneezing and howling alternately without a moment's pause. The only things in the kitchen that did not sneeze, were the cook, and a large cat which was sitting on the hearth and grinning from ear to ear.

   ‘Zoudt u mij misschien kunnen zeggen,’ zei Alice een beetje verlegen, want zij wist niet goed, of het wel behoorlijk was om het eerst iets te zeggen, ‘waarom uw kat zo grijnst?’

   'Please would you tell me,' said Alice, a little timidly, for she was not quite sure whether it was good manners for her to speak first, 'why your cat grins like that?'

   ‘'t Is een Limburger,’ zei de Hertogin, ‘daarom. Big!’

   'It's a Cheshire cat,' said the Duchess, 'and that's why. Pig!'

   Ze zei dit laatste woord zo heftig, dat Alice opsprong van schrik, maar ze zag het volgende ogenblik, dat het tot de baby gericht was en niet tot haar; dus vatte ze moed en ging verder: -

   She said the last word with such sudden violence that Alice quite jumped; but she saw in another moment that it was addressed to the baby, and not to her, so she took courage, and went on again:—

   ‘Ik wist niet dat Limburgse katten altijd grijnsden; ik wist eigenlijk helemaal niet dat katten konden grijnzen.’

   'I didn't know that Cheshire cats always grinned; in fact, I didn't know that cats COULD grin.'

   ‘Dat kunnen ze allemaal,’ zei de Hertogin, ‘en de meeste doen het ook.’

   'They all can,' said the Duchess; 'and most of 'em do.'

   ‘Ik weet er geen een, die grijnst,’ zei Alice heel beleefd. Zij vond het erg prettig om wat te kunnen babbelen.

   'I don't know of any that do,' Alice said very politely, feeling quite pleased to have got into a conversation.

   ‘Je weet niet veel,’ zei de Hertogin, ‘dat is duidelijk.’

   'You don't know much,' said the Duchess; 'and that's a fact.'

   De toon van deze opmerking beviel Alice helemaal niet en zij vond het beter op een ander onderwerp over te gaan. Terwijl zij daar over nadacht, nam de keukenmeid de ketel van het vuur en begon tegelijk alles wat in haar bereik was, naar de Hertogin en de baby te gooien: eerst kwam het haardstel, toen volgde een hagelbui van braadpannen, borden en schalen. De Hertogin lette er niet op, zelfs niet als ze haar raakten; en de baby huilde al zo hard dat men onmogelijk uit kon maken, of het hem pijn deed of niet.

   Alice did not at all like the tone of this remark, and thought it would be as well to introduce some other subject of conversation. While she was trying to fix on one, the cook took the cauldron of soup off the fire, and at once set to work throwing everything within her reach at the Duchess and the baby—the fire-irons came first; then followed a shower of saucepans, plates, and dishes. The Duchess took no notice of them even when they hit her; and the baby was howling so much already, that it was quite impossible to say whether the blows hurt it or not.

   ‘O, let u toch alsjeblieft op wat u doet,’ schreeuwde Alice, die in doodsangst heen en weer sprong, ‘o, daar gaat zijn lieve neusje’, toen een ongewoon grote braadpan er vlak langs vloog en het bijna meenam.

   'Oh, PLEASE mind what you're doing!' cried Alice, jumping up and down in an agony of terror. 'Oh, there goes his PRECIOUS nose'; as an unusually large saucepan flew close by it, and very nearly carried it off.

   ‘Als iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeide,’ snauwde de Hertogin, ‘zou de wereld heel wat vlugger draaien dan nu.’

   'If everybody minded their own business,' the Duchess said in a hoarse growl, 'the world would go round a deal faster than it does.'

   ‘Wat geen verbetering zou zijn,’ zei Alice, die heel blij was om iets van haar kennis te kunnen tonen, ‘denkt u eens wat een last het zou geven met dag en nacht. De aarde heeft er vier-en-twintig uur voor nodig om om haar eigen as te draaien.’

   'Which would NOT be an advantage,' said Alice, who felt very glad to get an opportunity of showing off a little of her knowledge. 'Just think of what work it would make with the day and night! You see the earth takes twenty-four hours to turn round on its axis—'

   ‘Over nodig gesproken,’ zei de Hertogin, ‘sla haar hoofd af!’

   'Talking of axes,' said the Duchess, 'chop off her head!'

   Alice keek naar de keukenmeid, erg bang dat deze de wenk ter harte zou nemen, maar deze was veel te druk in de soep aan het roeren en luisterde blijkbaar niet; dus dorst zij verder te gaan ‘vier-en-twintig uur, geloof ik, of is het twaalf? Ik -’

   Alice glanced rather anxiously at the cook, to see if she meant to take the hint; but the cook was busily stirring the soup, and seemed not to be listening, so she went on again: 'Twenty-four hours, I THINK; or is it twelve? I—'

   ‘O, zanik alsjeblieft niet,’ zei de Hertogin, ‘ik kan cijfers niet uitstaan.’ En meteen ging ze zich weer met haar kind bezighouden, terwijl ze een soort wiegeliedje zong en aan het slot van iedere regel het kind geweldig door elkaar schudde:

   'Oh, don't bother ME,' said the Duchess; 'I never could abide figures!' And with that she began nursing her child again, singing a sort of lullaby to it as she did so, and giving it a violent shake at the end of every line:

‘Wees streng voor uwen kleinen zoon
 En sla hem als hij niest,
 Hij plaagt en treitert u gewoon
 En doet wat hij verkiest.’

   'Speak roughly to your little boy,
     And beat him when he sneezes:
    He only does it to annoy,
     Because he knows it teases.'

Refrein: (waarin de meid en de baby instemden)
 woef! woef! woef!

         CHORUS.
  (In which the cook and the baby joined):—
        'Wow! wow! wow!'

   Terwijl de Hertogin het tweede couplet van het lied zong, zwaaide zij het kind wild heen en weer en het arme kleine ding begon zo te huilen, dat Alice amper de woorden kon verstaan.

   While the Duchess sang the second verse of the song, she kept tossing the baby violently up and down, and the poor little thing howled so, that Alice could hardly hear the words:—

‘'k Spreek altijd streng tot wijnen zoon
 En sla hem als hij niest.
 Hij raakt aan peper best gewoon
 Wanneer hij dat verkiest!’

   'I speak severely to my boy,
     I beat him when he sneezes;
    For he can thoroughly enjoy
     The pepper when he pleases!'

Refrein:
 woef! woef! woef!

         CHORUS.
        'Wow! wow! wow!'

   ‘Hier! Nu mag jij een beetje op hem passen, als je wilt,’ zei de Hertogin tegen Alice en gooide haar de baby toe, ‘ik moet me nu klaar gaan maken om croquet te spelen met de Koningin’ en zij liep vlug de kamer uit. De keukenmeid gooide haar een koekepan na, toen zij de deur uitging, maar miste haar net.

   'Here! you may nurse it a bit, if you like!' the Duchess said to Alice, flinging the baby at her as she spoke. 'I must go and get ready to play croquet with the Queen,' and she hurried out of the room. The cook threw a frying-pan after her as she went out, but it just missed her.

   Alice ving de baby met enige moeite op, want het was een vreemd gevormd wezentje, dat zijn armen en benen naar alle richtingen uitstak, ‘net een zeester,’ dacht Alice. Het arme kind pufte als een stoommachine, toen zij het opving en vouwde zich dubbel en strekte zich weer uit, zodat zij het enkel met grote moeite vast kon houden.

   Alice caught the baby with some difficulty, as it was a queer-shaped little creature, and held out its arms and legs in all directions, 'just like a star-fish,' thought Alice. The poor little thing was snorting like a steam-engine when she caught it, and kept doubling itself up and straightening itself out again, so that altogether, for the first minute or two, it was as much as she could do to hold it.

   Zodra zij de juiste manier gevonden had om het te behandelen (zij legde het in een soort knoop en hield het dan vast aan het rechter oor en de linker voet, zodat het zich niet los kon maken) droeg zij het naar buiten. ‘Als ik dit kind niet meeneem,’ dacht Alice, ‘maken ze het zeker in een paar dagen dood; ik zou een moord op mijn geweten hebben als ik het hier liet.’ Ze zei de laatste woorden hardop en het kleine ding knorde als antwoord (het was nu opgehouden met niezen). ‘Knor niet,’ zei Alice, ‘dat is geen nette manier om je uit te drukken.’

   As soon as she had made out the proper way of nursing it, (which was to twist it up into a sort of knot, and then keep tight hold of its right ear and left foot, so as to prevent its undoing itself,) she carried it out into the open air. 'IF I don't take this child away with me,' thought Alice, 'they're sure to kill it in a day or two: wouldn't it be murder to leave it behind?' She said the last words out loud, and the little thing grunted in reply (it had left off sneezing by this time). 'Don't grunt,' said Alice; 'that's not at all a proper way of expressing yourself.'

   De baby knorde weer en Alice keek hem bezorgd aan om te zien wat er met hem aan de hand was. Zonder twijfel had hij een erge wipneus, meer als een snuit, dan als een echte neus; zijn ogen waren ook erg klein voor een baby en het hele uiterlijk van het kind beviel Alice allerminst. ‘Maar misschien snikte hij alleen maar,’ dacht zij en keek in zijn ogen om te zien of er tranen in waren.

   The baby grunted again, and Alice looked very anxiously into its face to see what was the matter with it. There could be no doubt that it had a VERY turn-up nose, much more like a snout than a real nose; also its eyes were getting extremely small for a baby: altogether Alice did not like the look of the thing at all. 'But perhaps it was only sobbing,' she thought, and looked into its eyes again, to see if there were any tears.

   Neen, er waren geen tranen. ‘Als je in een big gaat veranderen liefje,’ zei Alice ernstig, ‘wil ik niets meer met je te maken hebben. Denk daaraan!’ Het arme wezentje snikte weer (of knorde, het was onmogelijk om dat uit te maken) en zij gingen een eindje zwijgend verder.

   No, there were no tears. 'If you're going to turn into a pig, my dear,' said Alice, seriously, 'I'll have nothing more to do with you. Mind now!' The poor little thing sobbed again (or grunted, it was impossible to say which), and they went on for some while in silence.

   Alice dacht juist bij zichzelf: ‘Nu, wat moet ik met dit kind doen, als ik het mee naar huis neem,’ toen het weer knorde en nu zo hard dat ze verschrikt naar zijn gezicht keek. Dit keer was er geen vergissing mogelijk; het was niets meer of minder dan een big en zij begreep dat het onzin zou zijn om hem nog verder mee te dragen.

   Alice was just beginning to think to herself, 'Now, what am I to do with this creature when I get it home?' when it grunted again, so violently, that she looked down into its face in some alarm. This time there could be NO mistake about it: it was neither more nor less than a pig, and she felt that it would be quite absurd for her to carry it further.

   Dus zette zij het wezentje op de grond en voelde zich erg opgelucht, toen het rustig het bos inliep. ‘Als het groter was geworden,’ zei ze bij zichzelf, ‘zou het een verschrikkelijk lelijk kind zijn geworden; maar het is wel een aardig varkentje vind ik.’ En zij begon aan de andere kinderen uit de buurt te denken, die misschien heel lieve biggen zouden zijn en zij zei juist bij zichzelf: ‘Als je alleen maar wist, hoe je ze moest veranderen,’ toen zij tot haar schrik de Kat van de Hertogin dicht bij haar op een boomtak zag zitten.

   So she set the little creature down, and felt quite relieved to see it trot away quietly into the wood. 'If it had grown up,' she said to herself, 'it would have made a dreadfully ugly child: but it makes rather a handsome pig, I think.' And she began thinking over other children she knew, who might do very well as pigs, and was just saying to herself, 'if one only knew the right way to change them—' when she was a little startled by seeing the Cheshire Cat sitting on a bough of a tree a few yards off.

   De Kat grijnsde alleen toen hij Alice zag. ‘Hij ziet er wel goedhartig uit,’ dacht ze, ‘alleen heeft hij erg lange klauwen en een heleboel tanden,’ en daarom vond ze dat ze hem met een beetje respect behandelen moest.

   The Cat only grinned when it saw Alice. It looked good-natured, she thought: still it had VERY long claws and a great many teeth, so she felt that it ought to be treated with respect.

   ‘Geachte Poes,’ zei ze bedeesd, omdat ze niet wist of hij het prettig vond om zo te worden aangesproken; hij grijnsde echter alleen nog een beetje breder. ‘Zo, dat schijnt hem te bevallen,’ dacht Alice en ging verder: ‘Zoudt u mij misschien kunnen zeggen welke kant ik uit moet gaan?’

   'Cheshire Puss,' she began, rather timidly, as she did not at all know whether it would like the name: however, it only grinned a little wider. 'Come, it's pleased so far,' thought Alice, and she went on. 'Would you tell me, please, which way I ought to go from here?'

   ‘Dat hangt er nogal van af waar je heen wilt,’ zei de Kat.

   'That depends a good deal on where you want to get to,' said the Cat.

   ‘Het kan me niet schelen waar ik heen ga,’ zei Alice.

   'I don't much care where—' said Alice.

   ‘Dan geeft het ook niet veel welke kantje uit gaat,’ zei de Kat.

   'Then it doesn't matter which way you go,' said the Cat.

   ‘Zolang ik ergens terecht kom,’ voegde Alice er ter verduidelijking aan toe.

   '—so long as I get SOMEWHERE,' Alice added as an explanation.

   ‘O, je komt zeker wel ergens,’ zei de Kat, ‘als je maar lang genoeg loopt.’

   'Oh, you're sure to do that,' said the Cat, 'if you only walk long enough.'

   Alice begreep dat daar niets tegen te zeggen was; daarom probeerde ze een andere vraag: ‘Wat voor soort mensen wonen daar?’

   Alice felt that this could not be denied, so she tried another question. 'What sort of people live about here?'

   ‘Die kant uit,’ zei de Kat en zwaaide met zijn poot, ‘woont een Hoedenmaker en aan die kant (hij wuifde met zijn andere poot) woont een Maartse Haas, het komt er niet op aan wie je gaat opzoeken, ze zijn allebei gek.’

   'In THAT direction,' the Cat said, waving its right paw round, 'lives a Hatter: and in THAT direction,' waving the other paw, 'lives a March Hare. Visit either you like: they're both mad.'

   ‘Maar ik heb helemaal geen zin om naar gekke mensen te gaan,’ merkte Alice op.

   'But I don't want to go among mad people,' Alice remarked.

   ‘O daar is niets aan te doen,’ zei de Kat, ‘we zijn hier allemaal gek. Ik ben gek. Jij bent gek.’

   'Oh, you can't help that,' said the Cat: 'we're all mad here. I'm mad. You're mad.'

   ‘Hoe weet u dat ik gek ben?’ zei Alice.

   'How do you know I'm mad?' said Alice.

   ‘Dat moet je zijn,’ zei de Kat, ‘anders zou je niet hier gekomen zijn.’

   'You must be,' said the Cat, 'or you wouldn't have come here.'

   Alice vond dit geen erg sterk bewijs, maar zij ging verder: ‘En hoe weet u, dat u gek bent?’

   Alice didn't think that proved it at all; however, she went on 'And how do you know that you're mad?'

   ‘In de eerste plaats,’ zei de Kat, ‘een hond is niet gek. Vind je wel?’

   'To begin with,' said the Cat, 'a dog's not mad. You grant that?'

   ‘Ik denk van niet,’ zei Alice.

   'I suppose so,' said Alice.

   ‘Nu,’ zei de Kat, ‘een hond gromt als hij boos is en zwaait met zijn staart als hij in een goed humeur is. Ik grom als ik in een goed humeur ben en zwaai met mijn staart als ik boos ben. Daarom ben ik gek.’

   'Well, then,' the Cat went on, 'you see, a dog growls when it's angry, and wags its tail when it's pleased. Now I growl when I'm pleased, and wag my tail when I'm angry. Therefore I'm mad.'

   ‘Ik noem dat spinnen en niet grommen,’ zei Alice.

   'I call it purring, not growling,' said Alice.

   ‘Noem het zoals je wilt,’ zei de Kat, ‘ga jij vandaag croquet spelen met de Koningin?’

   'Call it what you like,' said the Cat. 'Do you play croquet with the Queen to-day?'

   ‘Dat zou ik graag willen,’ zei Alice, ‘maar ik ben nog niet uitgenodigd.’

   'I should like it very much,' said Alice, 'but I haven't been invited yet.'

   ‘Je zult mij er ook ontmoeten,’ zei de Kat en verdween.

   'You'll see me there,' said the Cat, and vanished.

   Alice was daar niet meer verbaasd over; ze was langzamerhand gewend geraakt aan heel gekke dingen. Terwijl zij naar de plaats keek, waar hij had gezeten, verscheen hij plotseling weer.

   Alice was not much surprised at this, she was getting so used to queer things happening. While she was looking at the place where it had been, it suddenly appeared again.

   ‘A propos, wat is er eigenlijk met die baby gebeurd?’ zei de Kat, ‘ik vergat het haast te vragen.’

   'By-the-bye, what became of the baby?' said the Cat. 'I'd nearly forgotten to ask.'

   ‘Hij is in een big veranderd,’ zei Alice rustig, precies alsof de Kat op een heel gewone manier terug was gekomen.

   'It turned into a pig,' Alice quietly said, just as if it had come back in a natural way.

   ‘Dat dacht ik wel,’ zei de Kat en verdween weer.

   'I thought it would,' said the Cat, and vanished again.

   Alice bleef nog een poosje staan en wachtte of hij nog terug zou komen, maar hij verscheen niet meer en na een paar minuten wandelde zij de richting uit waar de Maartse Haas moest wonen. ‘Hoedenmakers heb ik wel meer gezien,’ zei ze bij zichzelf, ‘de Maartse Haas zal wel het interessantste zijn en het is nu Mei, dus is hij misschien niet zo verschrikkelijk gek - tenminste niet zo gek als in Maart.’ Terwijl ze dat zei keek ze op en daar was de Kat weer, hij zat op een tak van een boom.

   Alice waited a little, half expecting to see it again, but it did not appear, and after a minute or two she walked on in the direction in which the March Hare was said to live. 'I've seen hatters before,' she said to herself; 'the March Hare will be much the most interesting, and perhaps as this is May it won't be raving mad—at least not so mad as it was in March.' As she said this, she looked up, and there was the Cat again, sitting on a branch of a tree.

   ‘Zei je big of boog?’ vroeg de Kat.

   'Did you say pig, or fig?' said the Cat.

   ‘Ik zei big’ antwoordde Alice, ‘en ik wou dat u niet zo plotseling verscheen en verdween; u maakt iemand helemaal duizelig.

   'I said pig,' replied Alice; 'and I wish you wouldn't keep appearing and vanishing so suddenly: you make one quite giddy.'

   ‘Best,’ zei de Kat; en dit keer verdween hij heel langzaam; hij begon met het puntje van zijn staart en eindigde met de grijns, die nog een tijdje bleef hangen, toen de rest al weg was.

   'All right,' said the Cat; and this time it vanished quite slowly, beginning with the end of the tail, and ending with the grin, which remained some time after the rest of it had gone.

   ‘Ik heb dikwijls een kat zonder grijns gezien,’ dacht Alice, ‘maar een grijns zonder een kat, dat is wel het gekste dat ik ooit in mijn leven gezien heb!’

   'Well! I've often seen a cat without a grin,' thought Alice; 'but a grin without a cat! It's the most curious thing I ever saw in my life!'

   Ze hoefde niet ver meer te lopen voor ze het huis van de Maartse Haas zag; ze dacht tenminste dat dit wel het goede huis moest zijn, omdat de schoorstenen als oren gevormd waren en het dak met bont was bedekt. Het huis was zo groot dat ze het geraden vond om er niet heen te gaan voor ze weer iets geknabbeld had van het stukje van de paddestoel dat zij in haar linkerhand hield en daardoor een lengte had bereikt van ongeveer zeventig centimeter. Maar toen wandelde zij er toch tamelijk bedeesd naar toe en ze zei bij zich zelf: ‘Als hij toch eens stapelgek is! Ik wou dat ik maar naar den Hoedenmaker was gegaan!’

   She had not gone much farther before she came in sight of the house of the March Hare: she thought it must be the right house, because the chimneys were shaped like ears and the roof was thatched with fur. It was so large a house, that she did not like to go nearer till she had nibbled some more of the lefthand bit of mushroom, and raised herself to about two feet high: even then she walked up towards it rather timidly, saying to herself 'Suppose it should be raving mad after all! I almost wish I'd gone to see the Hatter instead!'

Text from www.dbnl.org
Text from wikisource.org
Audio from LibreVox.org