De lotgevallen van Tom Sawyer

The Adventures of Tom Sawyer

   HOOFDSTUK XXXI.

   CHAPTER XXXI

   Wij moeten thans naar de pic-nic en Tom en Becky's aandeel in de pret terugkeeren. Zij hadden met de anderen door de donkere gangen gehuppeld en de bekende wonderen van de grot bezocht,--wonderen met wel te grootsche namen bestempeld, zooals: het "Salon," de "Kathedraal," het "Paleis van Aladdin," enz. Aan het daarop gevolgd "verstoppertje" spelen hadden zij ijverig deelgenomen, totdat zij van de inspanning moede waren geworden. Daarna eens opwandelende, waren zij in een kronkelpad afgedwaald en hadden daar, bij het licht hunner omhooggehouden kaarsen, het krabbelschrift van namen, datums, adressen en motto's gelezen, waarmede de rotswanden (met kaarssnuitsel) beschreven waren. Al voortgaande en pratende, hadden zij niet eens bemerkt, dat zij zich in een gedeelte der grot bevonden, op welks muren geene namen te lezen stonden. Hier schreven zij hun eigen naam met kaarssnuitsel op een vooruitstekend rotsblok en gingen verder. Kort daarop kwamen zij op eene plaats, waar een, over een zandrif naar beneden vlietend en een laag kalksteen met zich voerend waterstroompje, in de langzaam voortgaande eeuwen, een versteende Niagara van schitterend en onvergankelijk stalactiet had gevormd.

   NOW to return to Tom and Becky's share in the picnic. They tripped along the murky aisles with the rest of the company, visiting the familiar wonders of the cave--wonders dubbed with rather over-descriptive names, such as "The Drawing-Room," "The Cathedral," "Aladdin's Palace," and so on. Presently the hide-and-seek frolicking began, and Tom and Becky engaged in it with zeal until the exertion began to grow a trifle wearisome; then they wandered down a sinuous avenue holding their candles aloft and reading the tangled webwork of names, dates, postoffice addresses, and mottoes with which the rocky walls had been frescoed (in candle-smoke). Still drifting along and talking, they scarcely noticed that they were now in a part of the cave whose walls were not frescoed. They smoked their own names under an overhanging shelf and moved on. Presently they came to a place where a little stream of water, trickling over a ledge and carrying a limestone sediment with it, had, in the slow-dragging ages, formed a laced and ruffled Niagara in gleaming and imperishable stone. Tom squeezed his small body behind it in order to illuminate it for Becky's gratification. He found that it curtained a sort of steep natural stairway which was enclosed between narrow walls, and at once the ambition to be a discoverer seized him.

   Om Becky pleizier te doen, kroop Tom met zijn tenger lichaam tusschen de steenen door, om de plaats te verlichten. Te midden dier rotsenmassa ontdekte hij eene door de natuur gevormde trap, door nauwe muren ingesloten, en bij dat gezicht werd hij door den lust tot een ontdekkingstocht aangegrepen. Becky verklaarde zich bereid hem te vergezellen en zij maakten met den walm der kaars een teeken, dat hen den terugweg zou doen weervinden, en gingen op verkenning uit. Zij sloegen allerlei paden in, tot ver in de grot; zij maakten nog eens een merkteeken en gingen steeds voort om nieuwe wonderen te zoeken, die zij aan de bovenwereld zouden vertellen. Op eens ontdekten zij een ruim hol, van welks zoldering een massa glinsterend druipsteen afhing, in lengte en vorm aan een menschenbeen gelijk. Vol bewondering en verbazing wandelden zij daarin rond en verlieten het hol weder door een der vele gangen, die er op uitliepen. Hun weg bracht hen bij een tooverachtig schoone springbron, welker bodem met schitterende gekristallisseerde waterdroppen als ingelegd was. De bron stond midden in een grot, met muren door allervreemdsoortigste pilaren gestut, gevormd door de verbinding van groote stalactieten en stalagmieten, die wederom aan het eeuwenlang neerdruppelen van water hun ontstaan te danken hadden. Onder dit dak hadden zich dikke zwermen vledermuizen bij duizendtallen opeengehoopt. Door het licht verschrikt, kwamen deze dieren bij honderden naar beneden en fladderden met een akelig geschreeuw woedend om de kaarsen been. Tom kende hun aard en het gevaar, dat van dien kant dreigde. Hij greep Becky bij de hand en duwde haar in een der vele gangen--en voorwaar niet te vroeg, want een vledermuis sloeg, juist toen zij den grot verlieten, met hare vleugels Becky's licht uit. De booze dieren vervolgden de kinderen nog een tijdlang, doch de vluchtelingen liepen telkens een nauwen gang in en ontkwamen eindelijk aan deze gevaarlijke beesten. Kort daarna ontdekte Tom een onderaardsch meer, welks eindelooze lengte zich in de duisternis verloor. Ofschoon hij groote geneigdheid had om de oevers van dat meer te gaan verkennen, kwam hij tot het besluit, dat het beter zou zijn een oogenblik te gaan zitten, on uit te rusten. En nu eerst wekte de doodelijke stilte van het oord verlammend op hun jeugdig gemoed.

   Becky responded to his call, and they made a smoke-mark for future guidance, and started upon their quest. They wound this way and that, far down into the secret depths of the cave, made another mark, and branched off in search of novelties to tell the upper world about. In one place they found a spacious cavern, from whose ceiling depended a multitude of shining stalactites of the length and circumference of a man's leg; they walked all about it, wondering and admiring, and presently left it by one of the numerous passages that opened into it. This shortly brought them to a bewitching spring, whose basin was incrusted with a frostwork of glittering crystals; it was in the midst of a cavern whose walls were supported by many fantastic pillars which had been formed by the joining of great stalactites and stalagmites together, the result of the ceaseless water-drip of centuries. Under the roof vast knots of bats had packed themselves together, thousands in a bunch; the lights disturbed the creatures and they came flocking down by hundreds, squeaking and darting furiously at the candles. Tom knew their ways and the danger of this sort of conduct. He seized Becky's hand and hurried her into the first corridor that offered; and none too soon, for a bat struck Becky's light out with its wing while she was passing out of the cavern. The bats chased the children a good distance; but the fugitives plunged into every new passage that offered, and at last got rid of the perilous things. Tom found a subterranean lake, shortly, which stretched its dim length away until its shape was lost in the shadows. He wanted to explore its borders, but concluded that it would be best to sit down and rest awhile, first. Now, for the first time, the deep stillness of the place laid a clammy hand upon the spirits of the children. Becky said:

   "Tom, ik verbeeld mij, dat wij sedert uren niets van de anderen gehoord hebben."'

   "Why, I didn't notice, but it seems ever so long since I heard any of the others."

   "Becky, ik geloof dat wij veel dieper zijn dan zij, maar ik weet niet in welke richting, in het noorden, zuiden of oosten. Ik geloof niet, dat het mogelijk is hen hier te hooren."

   "Come to think, Becky, we are away down below them--and I don't know how far away north, or south, or east, or whichever it is. We couldn't hear them here."

   Becky begon bang te worden.

   Becky grew apprehensive.

   "Ik zou wel eens willen weten, hoe lang wij al hier zijn.--Zou het niet beter wezen terug te keeren?"

   "I wonder how long we've been down here, Tom? We better start back."

   "Ja, dat geloof ik ook."

   "Yes, I reckon we better. P'raps we better."

   "Kunt gij den weg terugvinden? Ik zie niets dan kronkelpaden en slingerwegen."

   "Can you find the way, Tom? It's all a mixed-up crookedness to me."

   "Ik zou het wel kunnen, maar ik ben bang voor de vleermuizen. Indien zij ook mijn kaars uitdeden, zouden wij er ellendig aan toe zijn. We moeten het met een anderen weg beproeven.

   "I reckon I could find it--but then the bats. If they put our candles out it will be an awful fix. Let's try some other way, so as not to go through there."

   "Och, ik hoop maar dat wij niet zullen verdwalen. Dat zou zoo vreeselijk wezen!" En het meisje begon te beven bij de gedachte aan die ontzettende mogelijkheid.

   "Well. But I hope we won't get lost. It would be so awful!" and the girl shuddered at the thought of the dreadful possibilities.

   Zij liepen een gang in en gingen zwijgend een geruimen tijd voort, naar elke nieuwe opening kijkende, om te zien of zij ook iets ontdekten dat hun bekend voorkwam, doch 't was alles even vreemd. Telkens als Tom de plaats opnam, bespiedde Becky angstig zijn gelaat en telkens antwoordde hij vroolijk:

   They started through a corridor, and traversed it in silence a long way, glancing at each new opening, to see if there was anything familiar about the look of it; but they were all strange. Every time Tom made an examination, Becky would watch his face for an encouraging sign, and he would say cheerily:

   "O, wees zonder zorg; dit is het pad niet, maar wij zullen het rechte zeker vinden."

   "Oh, it's all right. This ain't the one, but we'll come to it right away!"

   Bij elke mislukte poging echter verloor de knaap iets van zijn moed en nu op goed geluk, in allerlei richtingen, verschillende gangen in te slaan, in het wanhopend vertrouwen, dat hij den doorgang dien zij noodig hadden, wel vinden zou. Voortdurend riep hij: "'t Zal wel gaan." Doch er lag hem zulk een looden wicht op het hart, dat de woorden hun klank verloren en luidden alsof hij geroepen had: "Alles is verloren." Becky klampte zich angstig aan hem vast en deed haar best om niet te schreien, maar de tranen sprongen haar ondanks haar zelve uit de oogen.--Eindelijk riep zij uit:

   But he felt less and less hopeful with each failure, and presently began to turn off into diverging avenues at sheer random, in desperate hope of finding the one that was wanted. He still said it was "all right," but there was such a leaden dread at his heart that the words had lost their ring and sounded just as if he had said, "All is lost!" Becky clung to his side in an anguish of fear, and tried hard to keep back the tears, but they would come. At last she said:

   "O, Tom, ik geef niets om de vleermuizen! Laat ons liever langs den ouden weg teruggaan. 't Is alsof wij hoe langer hoe verder van het rechte pad afdwalen."

   "Oh, Tom, never mind the bats, let's go back that way! We seem to get worse and worse off all the time."

   Tom hield stil. "Luister!" zeide hij.

   "Listen!" said he.

   Niets dan diepe stilte,--eene stilte zoo groot, dat de kinderen hun adem konden hooren. Tom begon te roepen. De kreet weerkaatste door de holle gangen en stierf in de verte weg, in een geluid dat aan een spotlach deed denken.

   Profound silence; silence so deep that even their breathings were conspicuous in the hush. Tom shouted. The call went echoing down the empty aisles and died out in the distance in a faint sound that resembled a ripple of mocking laughter.

   "O, doe het niet meer, Tom! het is al te akelig!" zeide Becky.

   "Oh, don't do it again, Tom, it is too horrid," said Becky.

   "'t Is akelig, maar 't is toch beter, Becky. Misschien kunnen zij het hooren."

   "It is horrid, but I better, Becky; they might hear us, you know," and he shouted again.

   De woorden "misschien kunnen" joegen Becky een rilling door de leden, nog kouder dan het spookachtig geluid had gedaan, want zij waren de taal der wanhoop. De kinderen stonden stil en luisterden, alweder zonder gevolg. Opeens keerde Tom op zijne schreden terug en verhaastte zijn stappen. Een oogenblik later verried eene angstige onbeslistheid in zijne manieren aan Becky het vreeselijk feit: hij had het spoor van den terugweg verloren!"

   The "might" was even a chillier horror than the ghostly laughter, it so confessed a perishing hope. The children stood still and listened; but there was no result. Tom turned upon the back track at once, and hurried his steps. It was but a little while before a certain indecision in his manner revealed another fearful fact to Becky--he could not find his way back!

   "O, Tom, heb je geen teekens gemaakt?"

   "Oh, Tom, you didn't make any marks!"

   "Becky, ik was zoo dwaas! Ik dacht, dat wij niet langs dezen kant zouden behoeven terug te gaan. Ik kan den weg niet meer vinden. 't Is alles even verward!"

   "Becky, I was such a fool! Such a fool! I never thought we might want to come back! No--I can't find the way. It's all mixed up."

   "Tom! Tom! wij zijn verloren. Wij zullen het daglicht nooit meer zien. O, waarom hebben wij de anderen verlaten?"

   "Tom, Tom, we're lost! we're lost! We never can get out of this awful place! Oh, why did we ever leave the others!"

   Zij zonk op den grond neder en barstte in zulk een waanzinnig gekrijt uit, dat Tom bang werd dat zij zoude sterven of het verstand verliezen. Hij ging naast haar zitten en sloeg zijne armen om haar heen: zij verborg haar gezichtje tegen zijn borst, hield hem stijf vast en stortte hare angsten en haar tot niets leidend berouw tot hem uit;--en de verwijderde echo's verkeerden dat alles in een hoonend gelach. Tom smeekte haar moed te houden, maar zij antwoordde dat dit haar onmogelijk was. Toen begon hij er zich een verwijt van te maken, dat hij haar in dezen ellendigen toestand gebracht had. Dit had eene goede uitwerking; want zoodra hij zich zelven beschuldigde, beloofde zij, dat zij haar best zou doen om zich goed te houden en dat zij zou opstaan en hem volgen, werwaarts hij haar wilde heenleiden, als hij haar beloofde niet meer zoo te praten; beiden hadden zij immers, zoo zeide zij, schuld.

   She sank to the ground and burst into such a frenzy of crying that Tom was appalled with the idea that she might die, or lose her reason. He sat down by her and put his arms around her; she buried her face in his bosom, she clung to him, she poured out her terrors, her unavailing regrets, and the far echoes turned them all to jeering laughter. Tom begged her to pluck up hope again, and she said she could not. He fell to blaming and abusing himself for getting her into this miserable situation; this had a better effect. She said she would try to hope again, she would get up and follow wherever he might lead if only he would not talk like that any more. For he was no more to blame than she, she said.

   Zoo gingen zij dan weer verder,--zonder doel, enkel op goed geluk af. Het beste ook wat zij doen konden, was te loopen, steeds te loopen. De hoop scheen voor een oogenblik te herleven, niet omdat er eenig uitzicht op redding was, maar dewijl het in haar natuur ligt steeds te herleven, zoolang zij door de jaren en de ervaring van teleurstellingen, haar veerkracht nog niet verloren heeft.

   So they moved on again--aimlessly--simply at random--all they could do was to move, keep moving. For a little while, hope made a show of reviving--not with any reason to back it, but only because it is its nature to revive when the spring has not been taken out of it by age and familiarity with failure.

   Een poos daarna nam Tom Becky's kaars en blies die uit. Dat was een veelbeteekenende spaarzaamheid. Ook zonder dat het gezegd werd, begreep Becky wat dit beduidde en de hoop ontzonk haar weder. Zij wist, dat Tom nog eene geheele kaars en drie of vier eindjes in den zak had en toch zuinig moest zijn.

   By-and-by Tom took Becky's candle and blew it out. This economy meant so much! Words were not needed. Becky understood, and her hope died again. She knew that Tom had a whole candle and three or four pieces in his pockets--yet he must economize.

   Allengs begon het vermoeiend zwerven hun invloed op hen uit te oefenen. De kinderen trachtten te doen alsof zij 't niet merkten, want de gedachte alleen aan zitten, terwijl elke minuut kostbaar was, was vreeselijk. Zich bewegen, hoe dan ook en waarheen dan ook, was vorderen en kon met een gewenschten uitslag worden bekroond. Stilzitten daarentegen, was den dood inroepen en zijn komst verhaasten.

   By-and-by, fatigue began to assert its claims; the children tried to pay attention, for it was dreadful to think of sitting down when time was grown to be so precious, moving, in some direction, in any direction, was at least progress and might bear fruit; but to sit down was to invite death and shorten its pursuit.

   Eindelijk weigerden Becky's zwakke leden haar verder te dragen. Zij legde zich op den grond neder, en Tom zette zich naast haar. Zij spraken van huis, van hunne ouders, van hun heerlijk bed en voor alle dingen van het verrukkelijke licht; Becky schreide en Tom verzon van alles on haar op te beuren! Maar alle troostwoorden waren afgesleten en klonken als bijtende spot. Uitgeput van vermoeidheid viel Becky ten laatste in slaap. Tom was er blijde om en bleef op haar bedroevend gelaat turen. Hij zag het, onder den invloed van vriendelijke droomen, weer glad en effen worden en bemerkte, dat een glimlach op hare lippen neerdaalde en zich er bleef vestigen. Die kalmte bracht zijn eigen gemoed ook eenigszins tot rust en zijne gedachten dwaalden terug naar vroegere tijden en nevelachtige herinneringen. Te midden zijner overpeinzingen ontwaakte Becky met een vroolijk lachje,--doch het stierf op hare lippen weg en werd gevolgd door een diepen zucht.

   At last Becky's frail limbs refused to carry her farther. She sat down. Tom rested with her, and they talked of home, and the friends there, and the comfortable beds and, above all, the light! Becky cried, and Tom tried to think of some way of comforting her, but all his encouragements were grown thread-bare with use, and sounded like sarcasms. Fatigue bore so heavily upon Becky that she drowsed off to sleep. Tom was grateful. He sat looking into her drawn face and saw it grow smooth and natural under the influence of pleasant dreams; and by-and-by a smile dawned and rested there. The peaceful face reflected somewhat of peace and healing into his own spirit, and his thoughts wandered away to bygone times and dreamy memories. While he was deep in his musings, Becky woke up with a breezy little laugh--but it was stricken dead upon her lips, and a groan followed it.

   "O, hoe kon ik slapen? Ik wou dat ik maar nooit, nooit meer was wakker geworden! Neen, neen, Tom, zie mij niet zoo angstig aan! Ik zal het nooit meer zeggen."

   "Oh, how could I sleep! I wish I never, never had waked! No! No, I don't, Tom! Don't look so! I won't say it again."

   "Ik ben zoo blijde dat gij geslapen hebt, Becky. Gij zult nu minder moede zijn en wij zullen den weg vinden."

   "I'm glad you've slept, Becky; you'll feel rested, now, and we'll find the way out."

   "Wij kunnen het probeeren, Tom, maar ik heb zulk een mooi land in mijn droom gezien--en daarheen zullen wij gaan, denk ik."

   "We can try, Tom; but I've seen such a beautiful country in my dream. I reckon we are going there."

   "Misschien nog wel niet. Houd je goed, Becky, en laat ons voortgaan."

   "Maybe not, maybe not. Cheer up, Becky, and let's go on trying."

   Zij stonden op en dwaalden hand in hand, hopeloos voort. Zij trachtten den tijd te begrooten, dien zij in de grot hadden doorgebracht, maar dien bij benadering berekenen konden zij niet. Het scheen hun dagen en weken te zijn, ofschoon dat onmogelijk was, want hunne kaarsen waren nog niet opgebrand. Een langen, zeer langen tijd daarna zeide Tom, dat zij zachtjes moesten loopen en luisteren of zij ook water hoorden druppelen, daar zij bij een bron moesten zijn. Deze vonden zij ook werkelijk en Tom stelde voor om weer wat te rusten. Beiden waren doodmoede en toch zeide Becky, dat zij nog wel een eind verder zou kunnen gaan; maar tot hare verbazing wilde Tom daar niet van hooren. Daarom gingen zij weder zitten, en Tom maakte zijne kaars met klei aan den muur vast. Ieder was in zijn eigen gedachten verdiept; een geruimen tijd werd er geen woord gesproken. Becky verbrak het stilzwijgen het eerst.

   They rose up and wandered along, hand in hand and hopeless. They tried to estimate how long they had been in the cave, but all they knew was that it seemed days and weeks, and yet it was plain that this could not be, for their candles were not gone yet. A long time after this--they could not tell how long--Tom said they must go softly and listen for dripping water--they must find a spring. They found one presently, and Tom said it was time to rest again. Both were cruelly tired, yet Becky said she thought she could go a little farther. She was surprised to hear Tom dissent. She could not understand it. They sat down, and Tom fastened his candle to the wall in front of them with some clay. Thought was soon busy; nothing was said for some time. Then Becky broke the silence:

   "Tom," zeide zij, "ik heb zoo'n honger."

   "Tom, I am so hungry!"

   Tom haalde iets uit den zak.

   Tom took something out of his pocket.

   "Herken je dit?" zeide hij.

   "Do you remember this?" said he.

   Becky trachtte te glimlachen en zeide:

   Becky almost smiled.

   "Het is onze bruidskoek, Tom!"

   "It's our wedding-cake, Tom."

   "Ja, ik wou dat hij tienmaal grooter was, want het is alles wat wij hebben."

   "Yes--I wish it was as big as a barrel, for it's all we've got."

   "Ik had hem voor de pic-nic medegenomen, on hem met u te deelen, Tom, zooals groote menschen doen;--maar ik vrees dat het onze...."

   "I saved it from the picnic for us to dream on, Tom, the way grownup people do with wedding-cake--but it'll be our--"

   Zij voltooide den volzin niet. Tom verdeelde den koek en Becky at met graagte, terwijl Tom zijne helft langzaam opmuisde. Er was overvloed van water om bij het eten te gebruiken. Eindelijk opperde Becky de vraag, of het niet beter zou zijn weder verder te gaan. Tom zweeg een oogenblik en zeide toen:

   She dropped the sentence where it was. Tom divided the cake and Becky ate with good appetite, while Tom nibbled at his moiety. There was abundance of cold water to finish the feast with. By-and-by Becky suggested that they move on again. Tom was silent a moment. Then he said:

   "Becky, kun je verdragen, dat ik je iets zeg?"

   "Becky, can you bear it if I tell you something?"

   Becky werd bleek, doch knikte toestemmend.

   Becky's face paled, but she thought she could.

   "Nu dan, Becky, wij moeten hier blijven, omdat hier water voorhanden is; want dit kleine stukje is ons laatste eindje kaars."

   "Well, then, Becky, we must stay here, where there's water to drink. That little piece is our last candle!"

   Becky barstte in tranen en weeklagen uit. Tom deed zijn best on haar te troosten, doch zonder baat. Eindelijk riep zij uit.

   Becky gave loose to tears and wailings. Tom did what he could to comfort her, but with little effect. At length Becky said:

   "Tom!"

   "Tom!"

   "Wat is er, Becky?"

   "Well, Becky?"

   "Zou men ons missen en trachten op te sporen?"

   "They'll miss us and hunt for us!"

   "Ja, zeker."

   "Yes, they will! Certainly they will!"

   "Zou men nog bezig zijn met zoeken?"

   "Maybe they're hunting for us now, Tom."

   "Ik geloof het bepaald en ik hoop het."

   "Why, I reckon maybe they are. I hope they are."

   "Wanneer zou men ons het eerst gemist hebben?"

   "When would they miss us, Tom?"

   "Toen zij naar de boot terugkeerden, denk ik."

   "When they get back to the boat, I reckon."

   "Tom, het kon wel zijn, dat het toen donker was;--zouden zij dan wel opgemerkt hebben, dat wij er niet waren?

   "Tom, it might be dark then--would they notice we hadn't come?"

   "Ik weet het niet. Maar in elk geval moet je moeder je gemist hebben, zoodra zij te huis waren."

   "I don't know. But anyway, your mother would miss you as soon as they got home."

   Een uitdrukking van schrik op Becky's gelaat bracht Tom tot bezinning en hij zag, dat hij een misslag had begaan. Tom en Becky zouden dien avond niet naar huis gegaan zijn. De kinderen spraken niet meer en bleven zitten peinzen. Een nieuwe uitbarsting van droefheid van Becky deed Tom zien, dat ook zij dacht aan 't geen er in zijne ziel omging,--namelijk, dat de Zondagochtend al voorbij kon zijn, eer mevrouw Thatcher tot de ontdekking kwam, dat Becky niet bij juffrouw Harper was.

   A frightened look in Becky's face brought Tom to his senses and he saw that he had made a blunder. Becky was not to have gone home that night! The children became silent and thoughtful. In a moment a new burst of grief from Becky showed Tom that the thing in his mind had struck hers also--that the Sabbath morning might be half spent before Mrs. Thatcher discovered that Becky was not at Mrs. Harper's.

   De kinderen hielden de oogen strak op het stukje kaars gevestigd en verbeidden met een kloppend hart, angstig het oogenblik, waarop het zou wegsmelten en uitgaan. Zij zagen het pitje eindelijk alleen staan; zij zagen de zwakke vlam rijzen en dalen, dalen en rijzen en het dunne rookkolommetje klimmen; zij zagen een laatste flikkering aan den top--en toen heerschte de vreeselijkste duisternis.

   The children fastened their eyes upon their bit of candle and watched it melt slowly and pitilessly away; saw the half inch of wick stand alone at last; saw the feeble flame rise and fall, climb the thin column of smoke, linger at its top a moment, and then--the horror of utter darkness reigned!

   Hoe lang het duurde, eer Becky tot het bewustzijn kwam dat zij in de armen van Tom lag te schreien, zou geen van beiden hebben kunnen zeggen. Zij wisten alleen maar, dat zij beiden, na een schijnbaar oneindig lang verloop van tijd, uit een soort van verdooving wakker werden, on hun ellendig bestaan voor te zetten. Tom dacht dat het Zondag, misschien ook Maandag was. Hij trachtte Becky aan het praten te krijgen, doch zij was sprakeloos van verdriet en wanhoop. Om haar te troosten zeide Tom, dat men hen stellig al lang gemist had en bepaald nog aan het zoeken was. Hij zou nog eens roepen, want wellicht waren er menschen in de nabijheid. En dat deed hij ook, maar de verwijderde echo's herhaalden in de duisternis zijn geluid zoo akelig, dat hij geen moed had nogmaals zijne stem te verheffen.

   How long afterward it was that Becky came to a slow consciousness that she was crying in Tom's arms, neither could tell. All that they knew was, that after what seemed a mighty stretch of time, both awoke out of a dead stupor of sleep and resumed their miseries once more. Tom said it might be Sunday, now--maybe Monday. He tried to get Becky to talk, but her sorrows were too oppressive, all her hopes were gone. Tom said that they must have been missed long ago, and no doubt the search was going on. He would shout and maybe some one would come. He tried it; but in the darkness the distant echoes sounded so hideously that he tried it no more.

   Weder gingen er uren voorbij en weder begon de honger de arme gevangenen te kwellen. Gelukkig had Tom nog een stukje koek bewaard, 't welke zij verdeelden en opaten. Maar 't was alsof dit armzalig mondjevol hen nog hongeriger maakte.

   The hours wasted away, and hunger came to torment the captives again. A portion of Tom's half of the cake was left; they divided and ate it. But they seemed hungrier than before. The poor morsel of food only whetted desire.

   Op eens riep Tom uit:

   By-and-by Tom said:

   "Stil! hoort gij niet wat?"

   "SH! Did you hear that?"

   Beiden hielden den adem in en luisterden. Daar klonk een geluid alsof er in de verte geroepen werd. Tom beantwoordde dat geroep oogenblikkelijk en ging, Becky bij de hand nemende, op den tast de gang door, in de richting van waar het geluid gehoord was. Een oogenblik hield hij stil om nogmaals te luisteren en weder klonk het geroep, ditmaal iets naderbij.

   Both held their breath and listened. There was a sound like the faintest, far-off shout. Instantly Tom answered it, and leading Becky by the hand, started groping down the corridor in its direction. Presently he listened again; again the sound was heard, and apparently a little nearer.

   "Zij zijn het!" zeide Tom. "Zij komen! Ga maar mede; wij zijn nu op den rechten weg."

   "It's them!" said Tom; "they're coming! Come along, Becky--we're all right now!"

   De kinderen waren uitgelaten van vreugde. Toch liepen zij behoedzaam voort, want valputten waren geen ongewoon verschijnsel in de grot en daarvoor moest gewaakt worden. Zij hadden dan ook nog niet lang hun weg vervolgd of zij moesten stilhouden. Het gat waarvoor zij stonden kon drie, maar ook honderd voet diep zijn. Aan verder gaan was geen denken. Tom ging op zijn buik liggen en reikte naar beneden zoo ver hij kon, doch voelde geen bodem. Hier moesten zij dus blijven wachten, totdat er hulp komen zou. Weer luisterden zij scherp; het verwijderd geluid werd blijkbaar zwakker; nog een oogenblik en alles was weder doodstil. Welk eene bittere teleurstelling! Tom schreeuwde zich heesch, doch tevergeefs. Toch bleef hij Becky moed inspreken. Nogmaals ging er eene eeuwigheid van angstig wachten voorbij, zonder dat het geroep herhaald werd.

   The joy of the prisoners was almost overwhelming. Their speed was slow, however, because pitfalls were somewhat common, and had to be guarded against. They shortly came to one and had to stop. It might be three feet deep, it might be a hundred--there was no passing it at any rate. Tom got down on his breast and reached as far down as he could. No bottom. They must stay there and wait until the searchers came. They listened; evidently the distant shoutings were growing more distant! a moment or two more and they had gone altogether. The heart-sinking misery of it! Tom whooped until he was hoarse, but it was of no use. He talked hopefully to Becky; but an age of anxious waiting passed and no sounds came again.

   De kinderen slopen naar de bron terug. Langzaam kropen de uren voort en zij vielen weer in slaap, on uitgehongerd en rampzalig te ontwaken. Naar Toms gissing moest het thans Dinsdag wezen.

   The children groped their way back to the spring. The weary time dragged on; they slept again, and awoke famished and woe-stricken. Tom believed it must be Tuesday by this time.

   Daar viel hem iets in. In hun buurt waren eenige zijgangen. Zou het niet beter zijn deze te onderzoeken, dan werkeloos te blijven zitten wachten? Hij haalde een vliegertouw uit den zak, maakte dat aan een vooruitstekend rotsblok vast en ging verder, en Becky kwam achter hem aan, terwijl hij het touw loswond, naarmate zij voortslopen. Twintig stappen verder liep de gang op een viersprong uit. Tom legde zich op de knieën en kroop op handen en voeten voort, totdat hij een der hoeken om was. Hij deed eene poging om het nog een eind verder te brengen; en op datzelfde oogenblik kwam achter een rots, op geen twintig pas afstands, eene menschenhand te voorschijn, die eene kaars vasthield. Tom slaakte een kreet van vreugde en onmiddellijk daarop werd de hand gevolgd door het lichaam, waaraan zij toebehoorde--en dat was van Injun Joe! Verlamd van schrik bleef Tom als aan den grond vastgenageld staan. Een oogenblik later echter werd hij gerustgesteld, daar hij den Spanjaard zag wegloopen en uit het gezicht verdwijnen. Tom verbaasde zich, dat Injun Joe zijne stem niet had herkend en niet naar hem was toegekomen on hem te vermoorden, wegens zijn getuigen voor het Gerechtshof. Doch de echo's, zoo dacht hij, hadden zeker zijne stem onkenbaar gemaakt. Toch trilde elke spier van zijn lichaam en hij nam zich voor om, als hij kracht genoeg had, naar de bron terug te keeren, daar te blijven, en zich door niets te laten verleiden nogmaals het gevaar te loopen van Injun Joe te ontmoeten. Zorgvuldig hield hij zijn wedervaren voor Becky verborgen en vertelde haar, dat hij op goed geluk af geschreeuwd had.

   Now an idea struck him. There were some side passages near at hand. It would be better to explore some of these than bear the weight of the heavy time in idleness. He took a kite-line from his pocket, tied it to a projection, and he and Becky started, Tom in the lead, unwinding the line as he groped along. At the end of twenty steps the corridor ended in a "jumping-off place." Tom got down on his knees and felt below, and then as far around the corner as he could reach with his hands conveniently; he made an effort to stretch yet a little farther to the right, and at that moment, not twenty yards away, a human hand, holding a candle, appeared from behind a rock! Tom lifted up a glorious shout, and instantly that hand was followed by the body it belonged to--Injun Joe's! Tom was paralyzed; he could not move. He was vastly gratified the next moment, to see the "Spaniard" take to his heels and get himself out of sight. Tom wondered that Joe had not recognized his voice and come over and killed him for testifying in court. But the echoes must have disguised the voice. Without doubt, that was it, he reasoned. Tom's fright weakened every muscle in his body. He said to himself that if he had strength enough to get back to the spring he would stay there, and nothing should tempt him to run the risk of meeting Injun Joe again. He was careful to keep from Becky what it was he had seen. He told her he had only shouted "for luck."

   Doch honger en ellende kregen ten laatste de overhand over angst en vrees. Nog eenige lange uren wachtens aan de bron en nog eenige uren slapens brachten eene verandering teweeg. De kinderen werden met een woedenden honger wakker. Tom verbeeldde zich dat het Woensdag of Donderdag, ja, misschien Vrijdag of Zaterdag was en dat men het zoeken had opgegeven. Hij voelde zich bereid Injun Joe en alle andere vreeselijkheden te trotseeren. Maar Becky was in een treurige onverschilligheid vervallen, waaruit Tom vruchteloos trachtte haar op te wekken. Zij zeide, dat zij wilde blijven waar zij nu was, on daar te sterven;--de dood zou zeker niet lang meer uitblijven. Tom mocht, als hij wilde, met het vliegertouw gaan zoeken, doch zij smeekte hem, nu en dan eens terug te komen, on haar een woord toe te spreken en zij liet hem beloven, dat wanneer de vreeselijke ure kwam, hij aan hare zijde zou staan en hare hand zou vasthouden, totdat alles voorbij was.

   But hunger and wretchedness rise superior to fears in the long run. Another tedious wait at the spring and another long sleep brought changes. The children awoke tortured with a raging hunger. Tom believed that it must be Wednesday or Thursday or even Friday or Saturday, now, and that the search had been given over. He proposed to explore another passage. He felt willing to risk Injun Joe and all other terrors. But Becky was very weak. She had sunk into a dreary apathy and would not be roused. She said she would wait, now, where she was, and die--it would not be long. She told Tom to go with the kite-line and explore if he chose; but she implored him to come back every little while and speak to her; and she made him promise that when the awful time came, he would stay by her and hold her hand until all was over.

   Tom kuste haar, met een gevoel in zijne keel alsof deze werd toegeknepen, en vertelde haar, dat hij er zeker van was, òf de zoekenden òf een uitweg uit de grot te zullen vinden. Daarop nam hij het vliegertouw in de hand en sloop, flauw van den honger en beklemd door een vreeselijk voorgevoel van den naderenden dood, op handen en voeten door een der gangen voort.

   Tom kissed her, with a choking sensation in his throat, and made a show of being confident of finding the searchers or an escape from the cave; then he took the kite-line in his hand and went groping down one of the passages on his hands and knees, distressed with hunger and sick with bodings of coming doom.