The Adventures of Tom Sawyer

De lotgevallen van Tom Sawyer

   CHAPTER XVI

   HOOFDSTUK XVI.

   AFTER dinner all the gang turned out to hunt for turtle eggs on the bar. They went about poking sticks into the sand, and when they found a soft place they went down on their knees and dug with their hands. Sometimes they would take fifty or sixty eggs out of one hole. They were perfectly round white things a trifle smaller than an English walnut. They had a famous fried-egg feast that night, and another on Friday morning.

   Na het eten vertrokken de drie knapen naar de zandbank om schildpadeieren te zoeken. Zij stootten met stokken in het zand, en wanneer zij eene weeke plek vonden, legden zij zich op de knieën en groeven haar met de handen uit. Somtijds haalden zij vijftig of zestig eieren uit één gat. Het waren witte, bolronde eitjes, iets kleiner dan een walnoot. Dien avond hadden zij een heerlijk maal van spiegeleieren, dat Vrijdagochtend nog eens herhaald werd.

   After breakfast they went whooping and prancing out on the bar, and chased each other round and round, shedding clothes as they went, until they were naked, and then continued the frolic far away up the shoal water of the bar, against the stiff current, which latter tripped their legs from under them from time to time and greatly increased the fun. And now and then they stooped in a group and splashed water in each other's faces with their palms, gradually approaching each other, with averted faces to avoid the strangling sprays, and finally gripping and struggling till the best man ducked his neighbor, and then they all went under in a tangle of white legs and arms and came up blowing, sputtering, laughing, and gasping for breath at one and the same time.

   Na dat ontbijt van gebakken eieren, begaven zij zich schreeuwend en jubelend naar de zandbank, speelden "krijgertje," ontdeden zich onderweg van hunne kleederen en liepen in Adams kostuum voort, totdat zij midden in het ondiepe water stonden. Daarna spongen zij tegen den steilen oever op, van welken zij gedurig tot groote vermeerdering der pret afsukkelden. Nu en dan hielden zij bij elkaar stand en gooiden elkaar met water, terwijl zij, on het kille nat te vermijden, elkander gedurig met afgewend gelaat naderden en eindigden met te grijpen en te worstelen, totdat de sterkste zijn buurman onder water geduwd had en zij ten laatste allen in een warnet van witte armen en beenen verdwenen, om spoedig daarop, blazend, spuwend, lachend en naar den adem hijgend, weder boven te komen.

   When they were well exhausted, they would run out and sprawl on the dry, hot sand, and lie there and cover themselves up with it, and by and by break for the water again and go through the original performance once more. Finally it occurred to them that their naked skin represented flesh-colored "tights" very fairly; so they drew a ring in the sand and had a circus--with three clowns in it, for none would yield this proudest post to his neighbor.

   Als de krachten hun begaven, spartelden zij naar het droge, heete zand en legden zich daarop neder, om er zich mede te bedekken. En dan sprongen zij langzamerhand weder naar het water en vertoonden dat spelletje voor de tweede maal. Eindelijk viel het hun in, dat hunne huid sprekend op een vleeschkleurig tricot geleek; dientengevolge werd er in het zand een cirkel getrokken en een paardenspel vertoond, met drie clowns, want geen hunner wilde die schitterende rol aan den anderen afstaan.

   Next they got their marbles and played "knucks" and "ringtaw" and "keeps" till that amusement grew stale. Then Joe and Huck had another swim, but Tom would not venture, because he found that in kicking off his trousers he had kicked his string of rattlesnake rattles off his ankle, and he wondered how he had escaped cramp so long without the protection of this mysterious charm. He did not venture again until he had found it, and by that time the other boys were tired and ready to rest. They gradually wandered apart, dropped into the "dumps," and fell to gazing longingly across the wide river to where the village lay drowsing in the sun. Tom found himself writing "BECKY" in the sand with his big toe; he scratched it out, and was angry with himself for his weakness. But he wrote it again, nevertheless; he could not help it. He erased it once more and then took himself out of temptation by driving the other boys together and joining them.

   Vervolgens werden de knikkers gehaald en werd er gestuit en gerold, totdat ook dat spel verveelde. Daarna gingen Joe en Huck weder zwemmen, maar Tom durfde zich daaraan niet meer wagen, omdat hij bij het uittrekken van zijn broek, het palingvel van zijne enkels gestroopt had en hij zich niet kon begrijpen, dat hij zonder dit geheimzinnig voorbehoedmiddel zoo lang aan de kramp ontkomen was. Hij waagde zich niet weder, eer hij dien talisman teruggevonden had, en toen waren de andere jongens moede en verlangden naar rust. Van lieverlede begonnen zij met loomen tred rond te dolen, werden zwaarmoedig en staarden verlangend over de breede rivier, naar de plek, waar St. Petersburg zich in de zon lag te koesteren. Tom bemerkte, dat hij met zijn grooten teen het woord "Becky" in het zand had geschreven. Hij wischte het uit en was boos op zichzelven om zijne zwakheid. Doch hij schreef het niettemin nog eens, wischte het nogmaals uit en ontworstelde zich toen aan de verzoeking, door de andere jongens op te halen en zich bij hen te voegen.

   But Joe's spirits had gone down almost beyond resurrection. He was so homesick that he could hardly endure the misery of it. The tears lay very near the surface. Huck was melancholy, too. Tom was downhearted, but tried hard not to show it. He had a secret which he was not ready to tell, yet, but if this mutinous depression was not broken up soon, he would have to bring it out. He said, with a great show of cheerfulness:

   Maar de opgewektheid van Joe was voorbij en scheen niet terug te keeren. Hij had zulk een heimwee, dat hij het nauwelijks meer uithouden kon. De tranen stonden hem in de oogen. Ook Huck was zwaarmoedig evenals Tom, doch de laatste durfde het niet toonen. Hij droeg een geheim met zich om, dat hij niet gaarne wilde openbaren, doch waarmede hij, indien deze sombere, oproerige geest niet werd gefnuikt, wel voor den dag zoude moeten komen. Daarom zeide hij, schijnbaar zeer opgewekt:

   "I bet there's been pirates on this island before, boys. We'll explore it again. They've hid treasures here somewhere. How'd you feel to light on a rotten chest full of gold and silver--hey?"

   "Ik wed, dat vroeger op dit eiland ook zeeroovers zijn geweest. Zullen wij eens op verkenning uitgaan? Zij hebben zeker hier of daar een schat begraven! Wat zou jelui hiervan zeggen, als je daar eens een verrotte kist vol goud en zilver voor je zaagt liggen,--hé?"

   But it roused only faint enthusiasm, which faded out, with no reply. Tom tried one or two other seductions; but they failed, too. It was discouraging work. Joe sat poking up the sand with a stick and looking very gloomy. Finally he said:

   Dit vooruitzicht echter wekte geen de minste opgewondenheid en er werd niet eens op geantwoord. Een paar andere verleidelijke voorstellen vielen eveneens in het water. Dat was ontmoedigend. Joe keek mistroostig voor zich en krabbelde met zijn stok in het zand. Eindelijk riep hij uit:

   "Oh, boys, let's give it up. I want to go home. It's so lonesome."

   "O, jongens, laat ons het opgeven. Ik moet naar huis; ik voel mij zoo verlaten."

   "Oh no, Joe, you'll feel better by and by," said Tom. "Just think of the fishing that's here."

   "Kom, Joe dat zal langzamerhand wel beter worden," zeide Tom. "Denk maar eens aan al de gelegenheden, die je hier hebt om te visschen."

   "I don't care for fishing. I want to go home."

   "Ik geef niet om visschen; ik verlang naar huis!"

   "But, Joe, there ain't such another swimming-place anywhere."

   "Maar, Joe, nergens is zoo'n zwemplaats als hier."

   "Swimming's no good. I don't seem to care for it, somehow, when there ain't anybody to say I sha'n't go in. I mean to go home."

   "Wat kan mij het zwemmen schelen: 't is alsof het mij verveelt, nu niemand het mij verbiedt. Ik wil naar huis!"

   "Oh, shucks! Baby! You want to see your mother, I reckon."

   "O, hoe kinderachtig! Hij verlangt naar zijn moesje!"

   "Yes, I do want to see my mother--and you would, too, if you had one. I ain't any more baby than you are." And Joe snuffled a little.

   "Ja, ik verlang naar moeder en dat zou jij ook doen, als je er een hadt. Ik ben niet kinderachtiger dan jij." En Joe begon te schreien.

   "Well, we'll let the crybaby go home to his mother, won't we, Huck? Poor thing--does it want to see its mother? And so it shall. You like it here, don't you, Huck? We'll stay, won't we?"

   "Wel, dan zullen wij het schreeuwpoppetje maar naar huis laten gaan, niet waar Huck? Arme jongen! Hij verlangt naar moesje! Nu, hij zal ook naar haar toe gaan. Jij vindt het prettig hier, hé, Huck? Wij zullen blijven, niet waar?"

   Huck said, "Y-e-s"--without any heart in it.

   Huck antwoordde: "Ja--a," maar het ging niet van harte.

   "I'll never speak to you again as long as I live," said Joe, rising. "There now!" And he moved moodily away and began to dress himself.

   "Ik spreek van mijn leven niet meer tegen jelui," zeide Joe en stond op. "Daar nu!" En hij draaide de beide jongens den rug toe en ging zich verder aankleeden.

   "Who cares!" said Tom. "Nobody wants you to. Go 'long home and get laughed at. Oh, you're a nice pirate. Huck and me ain't crybabies. We'll stay, won't we, Huck? Let him go if he wants to. I reckon we can get along without him, per'aps."

   "Wie geeft wat om jou?" zeide Tom. "Niemand heeft je noodig. Ga maar naar huis on uitgelachen te worden. Jij bent een mooie zeeroover. Huck en ik zijn geen schreeuwpoppetjes. Wij blijven, niet waar, Huck? Wij laten hem stilletjes trekken. Wij zullen het wel zonder hem stellen."

   But Tom was uneasy, nevertheless, and was alarmed to see Joe go sullenly on with his dressing. And then it was discomforting to see Huck eying Joe's preparations so wistfully, and keeping up such an ominous silence. Presently, without a parting word, Joe began to wade off toward the Illinois shore. Tom's heart began to sink. He glanced at Huck. Huck could not bear the look, and dropped his eyes. Then he said:

   Maar Tom voelde zich allesbehalve prettig en was in ernst ongerust, toen hij Joe mismoedig zag voortgaan om zich te kleeden. Buitendien was het onrustbarend te bemerken, dat Huck met belangstelling Joes toebereidselen gadesloeg en een onheilspellend stilzwijgen in acht nam. Daar stapte Joe, zonder een woord tot afscheid, den kant op der zandbank. Het hart zonk Tom in de schoenen. Hij keek naar Huck, en Huck, die hem niet durfde aanzien, sloeg de oogen neder en zeide:

   "I want to go, too, Tom. It was getting so lonesome anyway, and now it'll be worse. Let's us go, too, Tom."

   "Ik verlang ook zoo, Tom; ik heb mij hier nog meer verlaten gevoeld dat overal elders en nu zal het nog erger worden. Kom, Tom, laten wij ook gaan."

   "I won't! You can all go, if you want to. I mean to stay."

   "Dank je wel; jelui kunt allebei gaan, als je verkiest. Ik denk te blijven."

   "Tom, I better go."

   "Tom, ik wou liever gaan."

   "Well, go 'long--who's hendering you."

   "Nu, ga dan! Wie belet je?"

   Huck began to pick up his scattered clothes. He said:

   "Tom, I wisht you'd come, too. Now you think it over. We'll wait for you when we get to shore."

   "Tom, ik wou, dat jij ook meegingt. Toe, denk er eens over. Wij zullen bij de zandbank op je wachten."

   "Well, you'll wait a blame long time, that's all."

   "Dan zul je verduiveld lang moeten wachten; dat is alles wat ik je te zeggen heb."

   Huck started sorrowfully away, and Tom stood looking after him, with a strong desire tugging at his heart to yield his pride and go along too. He hoped the boys would stop, but they still waded slowly on. It suddenly dawned on Tom that it was become very lonely and still. He made one final struggle with his pride, and then darted after his comrades, yelling:

   Huck ging verdrietig heen en Tom stond hem na te oogen, brandende van verlangen om hem te volgen en toch te trotsch om dat te doen. Hij hoopte dat de jongens zouden omkeeren, doch zij waren al uit het gezicht. Op eens voelde hij, dat het ontzettend eenzaam en stil om hem heen was geworden. Nog eenmaal worstelde hij met zijn hooghartig gemoed, ijlde zijne makkers achterna en gilde:

   "Wait! Wait! I want to tell you something!"

   "Wacht! wacht! Ik moet je wat vertellen!"

   They presently stopped and turned around. When he got to where they were, he began unfolding his secret, and they listened moodily till at last they saw the "point" he was driving at, and then they set up a warwhoop of applause and said it was "splendid!" and said if he had told them at first, they wouldn't have started away. He made a plausible excuse; but his real reason had been the fear that not even the secret would keep them with him any very great length of time, and so he had meant to hold it in reserve as a last seduction.

   Dadelijk hielden zij stil en keerden zich om. Toen hij hen had ingehaald, deelde hij hun een plannetje mede. Eerst hoorden zij hem gemelijk aan, maar toen zij eindelijk het punt ontdekten waar hij hen hebben wilde, werd zijn plan met een luid "hoera" begroet, een prachtig denkbeeld genoemd en werd er verklaard, dat, als hij het dadelijk had medegedeeld, zij niet aan naar huis gaan gedacht zouden hebben. Tom maakte over zijne terughoudendheid eenige schoonschijnende verontschuldigingen; de ware reden daarvan echter was de vrees, dat zelfs dit geheim niet langer in staat mocht zijn hen nog te doen blijven, en hij had het daarom als het laatste noodschot bewaard.

   The lads came gayly back and went at their sports again with a will, chattering all the time about Tom's stupendous plan and admiring the genius of it. After a dainty egg and fish dinner, Tom said he wanted to learn to smoke, now. Joe caught at the idea and said he would like to try, too. So Huck made pipes and filled them. These novices had never smoked anything before but cigars made of grapevine, and they "bit" the tongue, and were not considered manly anyway.

   De knapen keerden vroolijk terug en gingen met opgewekt gemoed weder aan het spelen, niet uitgepraat over het heerlijke denkbeeld van Tom en vol bewondering over zijn vernuft. Na een smakelijk maal van eieren en visch verklaarde Tom, dat hij lust had on te rooken. Joe vond dit een voortreffelijke inval en zeide, dat hij het ook eens wilde probeeren. Huck maakte pijpjes en stopte die. Onze nieuwelingen hadden nooit iets anders gerookt dan stroo-sigaren, doch dat waren "flauwe dingen," te kinderachtig on meegeteld te worden.

   Now they stretched themselves out on their elbows and began to puff, charily, and with slender confidence. The smoke had an unpleasant taste, and they gagged a little, but Tom said:

   Nu strekten zij zich op het mos uit, leunden welbehaaglijk op hunne ellebogen en begonnen dapper te blazen. De tabak was lang niet lekker en maakte hen een beetje draaierig; doch Tom zeide:

   "Why, it's just as easy! If I'd a knowed this was all, I'd a learnt long ago."

   "Nu, dat is gemakkelijk. Had ik geweten, dat er zoo weinig aan was, dan had ik het al lang geleerd."

   "So would I," said Joe. "It's just nothing."

   "Ik ook," zeide Joe; "het beduidt niets."

   "Why, many a time I've looked at people smoking, and thought well I wish I could do that; but I never thought I could," said Tom.

   "Hoe menig keer," zeide Tom, "heb ik rookers aangekeken en gedacht: 'Hè, ik wenschte dat ik het kon,' en dan hield ik het er voor, dat ik het nooit zou kunnen leeren. Heb ik dat niet gezegd, Huck? Heb jij het mij niet hooren zeggen, Huck? Laat Huck zeggen, of het niet waar is."

   "That's just the way with me, hain't it, Huck? You've heard me talk just that way--haven't you, Huck? I'll leave it to Huck if I haven't."

   "Yes--heaps of times," said Huck.

   "Ja, wel twintigmaal," zeide Huck.

   "Well, I have too," said Tom; "oh, hundreds of times. Once down by the slaughter-house. Don't you remember, Huck? Bob Tanner was there, and Johnny Miller, and Jeff Thatcher, when I said it. Don't you remember, Huck, 'bout me saying that?"

   "Neen," zeide Tom, "wel honderdmaal. Eens nog, toen wij bij het slachthuis stonden. Herinner jij je dat niet, Huck? Bob Tanner was er ook bij en Johan Hatcher en Jeff Hatcher. Weet je niet meer, Huck, dat ik het zeide?"

   "Yes, that's so," said Huck. "That was the day after I lost a white alley. No, 'twas the day before."

   "Ja, zeker," antwoordde Huck. "'t Was op denzelfden dag, waarop ik mijn albasten knikker verloor;--neen, 't was den dag te voren."

   "There--I told you so," said Tom. "Huck recollects it."

   "Heb ik het je niet gezegd?" zeide Tom. "Huck herinnert het zich nog."

   "I bleeve I could smoke this pipe all day," said Joe. "I don't feel sick."

   "Ik geloof, dat ik den geheelen dag wel pijpen zou kunnen rooken. Ik ben niets misselijk."

   "Neither do I," said Tom. "I could smoke it all day. But I bet you Jeff Thatcher couldn't."

   "Ik ook niet," zeide Tom. "Ik zou wel van den morgen tot den avond kunnen rooken, maar ik wed, dat Jeff Hatcher het niet zou kunnen."

   "Jeff Thatcher! Why, he'd keel over just with two draws. Just let him try it once. He'd see!"

   "Jeff Hatcher! Wel, hij zou bij den tweeden trek al katterig worden. Laat hij het maar eens wagen, dan zul je wat zien!"

   "I bet he would. And Johnny Miller--I wish could see Johnny Miller tackle it once."

   "Ik geloof het ook.--En Johnny Miller... Ik zou Johnny Miller wel eens met een pijp willen zien!"

   "Oh, don't I!" said Joe. "Why, I bet you Johnny Miller couldn't any more do this than nothing. Just one little snifter would fetch him."

   "En ik!" zeide Joe. "Ik ben zeker, dat Johnny Miller geen trekje kan doen. Als hij maar één pijpje rookt, zou hij al ziek worden."

   "'Deed it would, Joe. Say--I wish the boys could see us now."

   "Dat zou hij zeker, Joe.--Zeg, ik wou dat de jongens ons nu eens konden zien."

   "So do I."

   "Ik ook."

   "Say--boys, don't say anything about it, and some time when they're around, I'll come up to you and say, 'Joe, got a pipe? I want a smoke.' And you'll say, kind of careless like, as if it warn't anything, you'll say, 'Yes, I got my old pipe, and another one, but my tobacker ain't very good.' And I'll say, 'Oh, that's all right, if it's strong enough.' And then you'll out with the pipes, and we'll light up just as ca'm, and then just see 'em look!"

   "Zeg, jongens," zeide Tom, "we moeten er niet van vertellen, en als we dan weder eens bij elkaar zijn, dan zal ik op je afkomen en zeggen: 'Joe, kom geef mij een pijp; ik wou eens rooken,' en dan moet jij zeggen, zoo onverschillig mogelijk, alsof het niets was: 'Goed, ik heb mijn oude pijp en ook nog een andere, maar mijn tabak deugt niet.' En dan zal ik weer zeggen: 'O, dat doet er niet toe, als ze maar zwaar is.' En dan moet jij met de pijpen voor den dag komen en wij zullen ze kalmpjes opsteken--en dan zul je ze eens zien kijken."

   "By jings, that'll be gay, Tom! I wish it was now!"

   "Waaratje, dat zal grappig zijn, Tom; ik wou, dat het nu al zoo ver was!"

   "So do I! And when we tell 'em we learned when we was off pirating, won't they wish they'd been along?"

   "Ik ook. En wanneer wij hun vertellen, dat we het geleerd hebben toen we zeeroovers waren, zouden zij dan niet willen dat zij er bij geweest waren?"

   "Oh, I reckon not! I'll just bet they will!"

   "Neen, dat geloof ik niet; maar wij zullen er om wedden."

   So the talk ran on. But presently it began to flag a trifle, and grow disjointed. The silences widened; the expectoration marvellously increased. Every pore inside the boys' cheeks became a spouting fountain; they could scarcely bail out the cellars under their tongues fast enough to prevent an inundation; little overflowings down their throats occurred in spite of all they could do, and sudden retchings followed every time. Both boys were looking very pale and miserable, now. Joe's pipe dropped from his nerveless fingers. Tom's followed. Both fountains were going furiously and both pumps bailing with might and main. Joe said feebly:

   Dus ongeveer liep het gesprek der knapen. Langzamerhand echter begon het een weinig te verflauwen en wilde het niet meer vlotten. De gapingen tusschen het eene onderwerp en het andere werden grooter en het spuwen verbazingwekkend. Elke porie in de wangen der knapen werd een spuitende fontein en zij konden de kelders onder hun tong niet schielijk genoeg uitscheppen on eene overstrooming te voorkomen. Er kwamen tegen wil en dank kleine opwellingen in hun keel, die gevolgd werden door aanvallen van misselijkheid. De beide knapen zagen er bleek en akelig uit. Eindelijk viel Joes pijp hem uit de krachtelooze vingers. Daarop volgde die van Tom. De beide fonteinen sprongen met onstuimige woede en de beide pompen werden met kracht en geweld uitgeschept. Joe zeide flauwtjes:

   "I've lost my knife. I reckon I better go and find it."

   "Ik heb mijn mes verloren, ik ga het eventjes opzoeken."

   Tom said, with quivering lips and halting utterance:

   Tom zeide met bevende lippen en ingehouden adem:

   "I'll help you. You go over that way and I'll hunt around by the spring. No, you needn't come, Huck--we can find it."

   "Ik zal je helpen. Ga jij dezen kant, dan loop ik langs de bron.--Neen, je behoeft niet mede te gaan, Huck;--wij zullen het wel vinden."

   So Huck sat down again, and waited an hour. Then he found it lonesome, and went to find his comrades. They were wide apart in the woods, both very pale, both fast asleep. But something informed him that if they had had any trouble they had got rid of it.

   Huck ging weer zitten en wachtte een uur. Toen begon hij zich te vervelen en ging zijne kameraden zoeken. Zij lagen ver van elkander, diep in het woud, beiden zeer bleek en vast in slaap. Maar uit een waarneming, welke hij deed, bleek hem dat zij, van hetgeen hen hinderde, verlost waren.

   They were not talkative at supper that night. They had a humble look, and when Huck prepared his pipe after the meal and was going to prepare theirs, they said no, they were not feeling very well--something they ate at dinner had disagreed with them.

   Zij hadden dien avond aan het souper niet veel te vertellen en zagen verlegen voor zich. Toen Huck na het avondeten zijn pijp voor den dag haalde en er ook een voor hen wilde klaarmaken, bedankten zij en verklaarden dat zij zich niet wel voelden, omdat iets, dat zij 's middags gegeten hadden, hun nog in de maag zat.

   About midnight Joe awoke, and called the boys. There was a brooding oppressiveness in the air that seemed to bode something. The boys huddled themselves together and sought the friendly companionship of the fire, though the dull dead heat of the breathless atmosphere was stifling. They sat still, intent and waiting. The solemn hush continued. Beyond the light of the fire everything was swallowed up in the blackness of darkness. Presently there came a quivering glow that vaguely revealed the foliage for a moment and then vanished. By and by another came, a little stronger. Then another. Then a faint moan came sighing through the branches of the forest and the boys felt a fleeting breath upon their cheeks, and shuddered with the fancy that the Spirit of the Night had gone by. There was a pause. Now a weird flash turned night into day and showed every little grassblade, separate and distinct, that grew about their feet. And it showed three white, startled faces, too. A deep peal of thunder went rolling and tumbling down the heavens and lost itself in sullen rumblings in the distance. A sweep of chilly air passed by, rustling all the leaves and snowing the flaky ashes broadcast about the fire. Another fierce glare lit up the forest and an instant crash followed that seemed to rend the treetops right over the boys' heads. They clung together in terror, in the thick gloom that followed. A few big raindrops fell pattering upon the leaves.

   Tegen middernacht werd Joe wakker en riep de jongens. Er was eene drukkende benauwheid in de lucht, die weersverandering scheen te voorspellen. De knapen schoten haastig hunne kleeren aan en schaarden zich voor de gezelligheid om een vriendelijk vuurtje, niettegenstaande men in den snikheeten, door geen enkel koeltje bewogen dampkring dreigde te stikken. Zij bleven stil, in gespannen verwachting, om het vuur zitten. Een pikzwarte duisternis, slechts afgewisseld door het schijnsel van het vuur lag over het landschap uitgespreid. Daar verlichtte eensklaps, voor een oogenblik, een flikkerende lichtstraal het donker geboomte. Een tweede volgde, iets heller daarna een derde. Toen werd er een zacht gesuis door het woud gehoord en een nauw merkbaar tochtje verkoelde de wangen der sidderende knapen, die zich verbeeldden, dat de Geest van den Nacht hun was voorbijgegaan. Daarop werd het weder bladstil. Maar op eens veranderde een onheilspellende bliksemstraal den nacht in zóó helderen dag, dat elk grasscheutje op den bodem, het kleinste zelfs, duidelijk zichtbaar werd--en tevens drie bleeke, verschrikte gezichten te zien kwamen. Een zware donderslag rolde door de lucht en verloor zich in de verte in een dof gerommel. Een kille windvlaag streek hun langs het hoofd, schudde al de bladeren en joeg de asch on het vuur in groote vlokken naar omhoog. Opnieuw zette een geweldige bliksemstraal het woud als in vuur en onmiddellijk daarna knalde een donderslag, die de boomtoppen boven het hoofd der kinderen scheen te splijten. Doodelijk ontsteld klemden zij zich in de dikke duisternis, die thans alles weder omhulde, aan elkaar vast. Enkele dikke regendroppels kletterden op de bladeren.

   "Quick! boys, go for the tent!" exclaimed Tom.

   "Gauw, jongens, naar de tent!" riep Tom uit.

   They sprang away, stumbling over roots and among vines in the dark, no two plunging in the same direction. A furious blast roared through the trees, making everything sing as it went. One blinding flash after another came, and peal on peal of deafening thunder. And now a drenching rain poured down and the rising hurricane drove it in sheets along the ground. The boys cried out to each other, but the roaring wind and the booming thunderblasts drowned their voices utterly. However, one by one they straggled in at last and took shelter under the tent, cold, scared, and streaming with water; but to have company in misery seemed something to be grateful for. They could not talk, the old sail flapped so furiously, even if the other noises would have allowed them. The tempest rose higher and higher, and presently the sail tore loose from its fastenings and went winging away on the blast. The boys seized each others' hands and fled, with many tumblings and bruises, to the shelter of a great oak that stood upon the riverbank. Now the battle was at its highest. Under the ceaseless conflagration of lightning that flamed in the skies, everything below stood out in cleancut and shadowless distinctness: the bending trees, the billowy river, white with foam, the driving spray of spumeflakes, the dim outlines of the high bluffs on the other side, glimpsed through the drifting cloudrack and the slanting veil of rain. Every little while some giant tree yielded the fight and fell crashing through the younger growth; and the unflagging thunderpeals came now in ear-splitting explosive bursts, keen and sharp, and unspeakably appalling. The storm culminated in one matchless effort that seemed likely to tear the island to pieces, burn it up, drown it to the treetops, blow it away, and deafen every creature in it, all at one and the same moment. It was a wild night for homeless young heads to be out in.

   Zij spoedden zich weg en stommelden over wortels en door wijngaardranken voort. Een weldoende rukwind loeide door het bosch. Bliksemstraal volgde op bliksemstraal en ratelslag op ratelslag. En nu stroomde de regen naar beneden en de razende orkaan dreef dien in breede golven over den grond. De knapen schreeuwden luid tegen elkaar doch de bulderende storm en de rommelende donder overstemden hun geroep. Eindelijk bereikten zij de tent, waaronder zij koud, verschrikt en druipende van het water eene schuilplaats zochten, dankbaar dat zij in hunne ellende lotgenooten hadden in elkander. Zich aan elkaar verstaanbaar maken konden zij, al hadden andere geluiden zulks niet verhinderd, niet, door het woedend klepperen van het oude zeil. De storm verhief zich meer en meer, en weldra rukte het zeil zich van zijne banden los en ijlde voort op de vleugelen van den wind. De knapen grepen elkaar bij de hand en vluchtten onder het schutsdak van den grooten eik, aan den kant der rivier. Nu had de strijd zijn toppunt van heftigheid bereikt en bij den onafgebroken gloed van het in de lucht vlammend bliksemvuur teekende zich alles daarbeneden akelig scherp af. De zwiepende boomen, de kokende rivier met hare witte golven, de schuimvlokken die haar als met een sprei overdekten, de donkere omtrekken van den hoogen oever aan den overkant en daarboven de jagende wolken en de schuin neervallende regen. Telkens gaf een reusachtige boom den strijd op en viel krakend over het jongere gewas; en de onvermoeide donderslagen barstten onafgebroken, met een oorverdoovend, alles doordringend, onuitsprekelijk schrikwekkend geraas, in knallen los. De storm spande met eene uiterste poging al zijne krachten in om het eiland stuk te slaan, in vlam te zetten, onder water te dompelen, tot aan de kruinen der boomen toe, en alle schepselen die er op huisden te vernietigen. Het was een vreeselijke nacht om onder den blooten hemel door te brengen.

   But at last the battle was done, and the forces retired with weaker and weaker threatenings and grumblings, and peace resumed her sway. The boys went back to camp, a good deal awed; but they found there was still something to be thankful for, because the great sycamore, the shelter of their beds, was a ruin, now, blasted by the lightnings, and they were not under it when the catastrophe happened.

   Maar eindelijk was de strijd volstreden; de legermachten trokken onder steeds zwakker dreigen en rommelen af en de vrede nam de teugels van het bewind weder in handen. De knapen gingen vol angst naar hun kamp terug en bemerkten, dat zij nog reden tot dankbaarheid hadden, want de groote vijgeboom, onder welken zij des nachts hadden gerust, was door den bliksem vernield en aan splinters geslagen.

   Everything in camp was drenched, the campfire as well; for they were but heedless lads, like their generation, and had made no provision against rain. Here was matter for dismay, for they were soaked through and chilled. They were eloquent in their distress; but they presently discovered that the fire had eaten so far up under the great log it had been built against (where it curved upward and separated itself from the ground), that a handbreadth or so of it had escaped wetting; so they patiently wrought until, with shreds and bark gathered from the under sides of sheltered logs, they coaxed the fire to burn again. Then they piled on great dead boughs till they had a roaring furnace, and were gladhearted once more. They dried their boiled ham and had a feast, and after that they sat by the fire and expanded and glorified their midnight adventure until morning, for there was not a dry spot to sleep on, anywhere around.

   Het geheele kamp was doorweekt en het kampvuur daarbij, want onze onbedachtzame knaapjes hadden geene voorzorgen tegen den regen genomen. Stof genoeg om moedeloos te zijn: immers zij waren nat tot op het hemd en beefden van koude. Al pratende over hun ongeval ontdekten zij, dat het vuur onder het groote blok hout, waartegen het aangelegd was, zoo ver had voortgewoekerd, dat daar waar het blok zich opwaarts kromde en boven den grond verhief, slechts een handje vol hout was blijven smeulen. Toen gingen zij ijverig aan het werk, on met boomschors en afval van droog hout, dat zij hier en daar opzamelden, de uitgedoofde vlam aan te wakkeren, en nadat hun dit gelukt was legden zij er doode takken bovenop en hadden tot hunne groote vreugde weldra weder een knappend vuurtje. Zij droogden hun gekookte ham, deden zich daaraan te goed, gingen daarna bij het vuur zitten en wijdden tot aan den morgenstond uit over hun nachtelijk avontuur.

   As the sun began to steal in upon the boys, drowsiness came over them, and they went out on the sandbar and lay down to sleep. They got scorched out by and by, and drearily set about getting breakfast. After the meal they felt rusty, and stiff-jointed, and a little homesick once more. Tom saw the signs, and fell to cheering up the pirates as well as he could. But they cared nothing for marbles, or circus, or swimming, or anything. He reminded them of the imposing secret, and raised a ray of cheer. While it lasted, he got them interested in a new device. This was to knock off being pirates, for a while, and be Indians for a change. They were attracted by this idea; so it was not long before they were stripped, and striped from head to heel with black mud, like so many zebras--all of them chiefs, of course--and then they went tearing through the woods to attack an English settlement.

   Toen de zon de knapen met hare stralen begon te beschijnen, werden zij slaperig en trokken naar de zandbank, waarop zij zich ter ruste legden. Zij ontwaakten bijna geroosterd door de heete dagvorstin en zetten zich met droge kleeren aan hun ontbijt. Doch daarna gevoelden zij zich onaangenaam stijf en begon het heimwee terug te komen. Tom bemerkte die kwade teekens en beurde de zeeroovers op, zooveel als hij kon. Alles echter liet hen onverschillig, knikkers zoowel als het paardenspel en het zwemmen. Hij bracht hun het afgesproken geheim te binnen en wist hierdoor een straaltje van opgewektheid in hun gemoed te doen doorschemeren. Zoolang dat aanhield, boezemde hij hun belangstelling in voor een nieuw spel. Dit was: het zeerooverschap er een poos aan te geven en voor de verandering Indianen te worden. Dit denkbeeld trok hen aan. Het duurde dan ook niet lang, of zij hadden zich geheel ontkleed en van het hoofd tot de voeten met modderstrepen besmeerd. Als Zebra's gingen zij woest schreeuwend, door het woud, om eene Engelsche kolonie aan te vallen.

   By and by they separated into three hostile tribes, and darted upon each other from ambush with dreadful warwhoops, and killed and scalped each other by thousands. It was a gory day. Consequently it was an extremely satisfactory one.

   Van lieverlede scheidden zij zich in drie vijandelijke stammen en beschoten elkaar uit hinderlagen, onder vreeselijke strijdkreten en moordden en scalpeerden elkander bij duizenden. Het was een bloedige dag en daarom zeer aangenaam.

   They assembled in camp toward suppertime, hungry and happy; but now a difficulty arose--hostile Indians could not break the bread of hospitality together without first making peace, and this was a simple impossibility without smoking a pipe of peace. There was no other process that ever they had heard of. Two of the savages almost wished they had remained pirates. However, there was no other way; so with such show of cheerfulness as they could muster they called for the pipe and took their whiff as it passed, in due form.

   Tegen den avond verzamelden zij zich hongerig en tevreden in hun kamp. Thans evenwel deed zich eene moeilijkheid voor:--vijandige Indianen konden te zamen het brood der gastvrijheid niet breken, eer zij vrede gesloten hadden, en dit was bepaald onmogelijk zonder het rooken van de vredepijp. Van eene andere wijze om een twist te beslechten hadden zij nooit gehoord. Twee der wilden wenschten bijna, dat zij zeeroovers gebleven waren. Toch was er geen andere weg. Met gehuichelde vroolijkheid vroegen zij om eene pijp en dampten zooals het behoort.

   And behold, they were glad they had gone into savagery, for they had gained something; they found that they could now smoke a little without having to go and hunt for a lost knife; they did not get sick enough to be seriously uncomfortable. They were not likely to fool away this high promise for lack of effort. No, they practised cautiously, after supper, with right fair success, and so they spent a jubilant evening. They were prouder and happier in their new acquirement than they would have been in the scalping and skinning of the Six Nations. We will leave them to smoke and chatter and brag, since we have no further use for them at present.

   En ziet, zij waren blijde dat zij wilden geworden waren, want zij hadden er iets bij gewonnen. Zij bemerkten namelijk, dat zij een weinig konden rooken, zonder naar een verloren mes te behoeven te gaan zoeken. Natuurlijk werd er van deze heerlijke ontdekking partij getrokken en werd er na het eten voorzichtig nog een pijpje aangestoken. Hun pogen werd met een goeden uitslag bekroond en zoo brachten zij een verrukkelijken avond door. Zij waren trotsch er op en gelukkiger met het verworven talent, dan zij geweest zouden zijn, indien zij de zes natiën gescalpeerd en afgestroopt hadden. En hier zullen wij hen aan hun pijp en hun gezwets overlaten, daar wij voor het tegenwoordige niets met hen te maken hebben.